Weezenstraat
O God, laat mij bij lichte maan
nog één keer door den Helder gaan,
en op de flonkerende daken
den weerschijn van dien gloed zien staan,
laat mij nog eens die kale straten,
zoo recht en zonder trechtergaten,
gebeeldhouwd zien onder de maan
Gij laat den Helder niet vergaan,
niet waar, mijn God, dat zult ge laten?
Wezenstraat.
Aan het Horntje
De verste van mijn verre steden,
als met een duimstok afgezet.
Drie j aar al drie? Drie j aar geleden
een grijze streep op Texelss reede:
den Helders lage silhouet.
Rechts, bij de wijkende, benarde,
verwaaide duinen steekt een staak
't licht van Kijkduin - in wolkenflarden:
links geeft de tuimelings verstarde
mastbok de kim een winkelhaak.
Een blok van harde steenen straten
is achter langs die kim gelegd.
Zelfs staat een carillon te praten,
en luistert er de mensch, gelaten,
naar wat dat van de branding zegt.
Zijn kerk en kroeg en kino reiken
maar nauw tot aan de hoogste plooi
der forten, die op heuvels lijken,
hoewel - het hoogste zijn de dijken.
En dat is goed: zoo is het mooi
Tusschen die scheeve, ongelijke
coördinaten van de stad
ligt zij er zelf maar schuw te prijken:
een dikke horizon van dijken
tusschen 't Paleis en 't Schulpengat.
Onder de vele verre steden,
verbleekt en achterafgezet
achter de einders van 't verleden,
bewaar ik voor een verren vrede
den Helders lage silhouet.
Uitzicht vanaf 't
Horntje op Den
Helder, zomer 2013.
Vanaf de oude
haveningang is er
naar links het Nieuwe
Haven terrein bij
gekomen, dit in
tegenstelling tot de
afbeelding op de ex
libris.
44