i
zijn "in maatschappelijk opzicht
nooit manifest geworden roman
tisch karakter." Verdeeld als hij is
tussen land en zee, is hij dat ook
tussen Vriezeveen en Den Helder,
of zoals hij zelf zegt tussen Tukker
en Jutter. In het verre Vriezeveen
schrijft hij zijn gedichten over Den
Helder waarin regels voorkomen
als:
"Leve de vreugd van 't juttersleven"
(Strand bij Falga 1931)
"Hij leeft die aan Den Helder gelooft"
(Hoofdgracht)
'Wanneer ik ooit eens sterven zou
-dat was misschien wel goed-
dan leek het me wel leuk en trouw
wanneer men mij daar leggen zou
zo tussen eb en vloed" (Dijkstraat 30)
"Ver is mijn land, verkrampt het leven
Gebannen ben ik van het duin" (De
oude kaart)
Ook de laatste regels van het hier
opgenomenWeezenstraat 'getuigen
van zijn liefde voor Den Helder. Dat
geldt zeker ook voor de laatste strofe
van het hier eveneens weergegeven
'Aan het Horntje' dat Lambert Si
mon inspireerde tot de tekening op
de titelpagina van '53°NB' die later
Kruisinga's ex libris zou worden.
[De kunstenaar Lambert Simon
(1909-1987) die '53°NB' illustreerde
is eveneens afkomstig uit Den Hel
der waarmee hij contact hield door
zijn familie die daar woonde. In
1949 werd er van hem het gedicht
'Zeilree ('er ligt een schip op Tessels
ree) gepubliceerd in het 'Boek der
zeven Zeeën', samensteller Anthony
van Kampen Uitgeverij De Boer
Amsterdam.]
Na de publicatie van '53°NB' verschij
nen er in 1945 nog twee gedichten over
Den Helder van Terpstra: In maart
'Aan Den Helder en zijn schepen' en in
juni 'De eeuwige vlam aan het Mars
diep'. In 1946 volgt een vermeerderde
herdruk van 'Het Klokhuis' en de bun
dels 'Koper en Tin' en 'Koudvuur'.
Daarna volgt een zwijgperiode van
vijf jaar waarin hij zijn maatschap
pelijk leven laat prevaleren boven
zijn romantisch dichterschap. In
1951 pakt hij de pen weer op pu
bliceert gedichten in De Blauwe
Wimpel waarvan zijn vriend An
thony van Kampen redacteur is en
in De Nieuwe Stem, een Nederlands
maandblad voor cultuur en politiek,
in 1945 opgericht door N.A. Don
kersloot. Tot de redactie behoorden
ook Annie Romein-Verschoor, die
hij nog kent van de HBS in Den
Helder en Victor E. van Vriesland.
Het tijdschrift zou zich inzetten voor
de culturele en politieke vernieuwing
op basis van een radicaal en progressief
humanisme. Na het decembernummer
van1967 wordt het opgeheven.
Terpstra heeft er dan al eerder het
zwijgen toegedaan.
Zijn laatste publicatie dateert van
1955. Het is de bundel 'Geasa' waar
in hij 58 oude en nieuwe gedichten
heeft bijeengebracht. Negen daarvan
komen uit '53°NB'. Met het even
eens opgenomen 'De eeuwige vlam
van het Marsdiep' is Den Helder
dus behoorlijk vertegenwoordigd.
Het bijzondere aan deze bundel is,
dat alle gedichten zijn voorzien van
een uitgebreid commentaar van ene
Van Trespeness die hij op pag.107
zijn "vriend en criticus" noemt.
Het is een pseudoniem waarachter
hij zelf schuil gaat.In het Alge
meen Handelsblad van 2 juli 1956
besteedt de romanschrijver, dichter
en criticus Maurits Mok uit Ber
gen in zijn rubriek Vers en Com
mentaar uitgebreid aandacht aan
'Geasa'. Over de commentaren op
de gedichten schrijft hij: "deze zijn
inderdaad soms verhelderend, ook
wel boeiend of amusant, maar toch
is Terpstra een zo weinig cryptisch
dichter dat men bij hèm zeker niet
in de eerste plaats behoefte aan een
toelichting voelt. "De verzen zelf
noemt hij "het werk van een goud
eerlijk, door gekwetste liefde gedre-
ven man, die zo weinig mogelijk
doekjes om de zaken wil winden,
maar wiens onthullingsdrift van
iedere zucht tot pijndoen gespeend
is". Overigens vindt hij dat "niet alle
gedichten in deze bundel op een
niveau staan dat men als poëtisch
pleegt aan te duiden".
Maar Mok voegt daar aansluitend
aan toe "Overal echter ontmoet
men een man die fatsoen, gezond
verstand en geest bezit, en soms
een beeldende taal bezigt, zo open
en Hollands als de zeekant, waar de
wieg van de dichter heeft gestaan."
Behalve in de genoemde bundels
leeft zijn dichterschap voort in 'De
spiegel van de Nederlands poëzie'
(1953, 2e druk) waarin zijn vriend
Victor E. van Vriesland elf van zijn
gedichten opneemt waarvan drie uit
'53°NB'. Gerrit Komrij eert hem met
twee gedichten in
'De Nederlandse poëzie in 1000 en
enige gedichten'.
In totaal zijn er tot 1956 zon 115 ge
dichten van Christiaan Terpstra in
druk verschenen, terwijl er nog bijna
tachtig in portefeuille aanwezig zijn,
waarvan het nooit tot een uitgave is
gekomen. Zijn laatste gedicht over Den
Helder dateert uit 1945, maar uit zijn
keuze voor latere bundels blijkt dat hij
die stad steeds in zijn hart heeft be
waard. 'Den Helder dat ik nooit vergeet'.
Colophon
Dr bundel NJ3." vervchrcfi in Iwt vierde bij
de C.V. UïLge*cry vJb. C. de Ekwr Jr. te Den Helder. Hij
werd gezet uit de ItnElo IjiLeina en gedrukt op ilout
*rd r.ri/i'hch Druk, op een W.A.N iwertoeren|>rrx,
vdu de N.V. Dnikkerg inigt-wftf *Jb. C. de
Boer Jr. te Dril Helder., in ren QpliMjf
Van Ï50 jcenamm-erde en drer den
schrijver geugneerdc exemplaren.
De tffkemngra rij n vnn
l^mbert Sin»»,
9 D7
Dit h Nb. ~.:.t
43