Annie Romein-Verschoor, geportretteerd
door dochter Annelies, woonde na de
oorlog in Groet.
onder een directeur, die, na een paar
attaques half kinds en een voorwerp
van spot voor zijn leerlingen, ge
handhaafd bleef tot aan hij aan zijn
pensioen toe was", schreef ze. "Hij
woonde tegenover de school, met
twee bejaarde zusters, die wij 'de
lijkies' noemden, twee zoetsappige
verdorde jongejuffrouwen, die zorg
vuldig bijhielden wie voor de school
met wie liep."
Annie noemde geen naam, maar zij
doelde hier op dr. D.A. Kerkhoff,
sinds 1901 directeur. Zijn echtge
note was in 1903 overleden. Sinds
1907 woonden zijn twee zussen bij
hem. In 1912 ging hij met pensioen
en verhuisde naar Alkmaar, 't Vlie
gend Blaadje, de voorloper van de
Heldersche Courant, schreef bij zijn
vertrek: "Moge de Heer Kerkhoff
door de rust herstel vinden voor
zijn geschokte gezondheid. Het ga
hem en zijn familie wel!"
Bijna veertig jaar woonde Annie in
Amsterdam. Daarna in Groet. De
laatste jaren van haar leven bracht
ze door in het Rosa Spierhuis in
Laren. Na een hersenbloeding werd
ze in 1978 in het Burgerziekenhuis
in Amsterdam opgenomen. Daar
overleed ze, 83 jaar oud.
Burgemeester en wethouders van
Den Helder stelden voor een straat
naar de oud-inwoonster te ver
noemen: Dr. A.H.M. Romein-Ver
schoorlaan. De erfgenamen stemden
daarmee in, maar zij kozen voor een
bescheidener benaming: Annie Ro
mein-Verschoorlaan. Ook besloten
B. en W. de cultuurprijs om te zetten
in de Annie Romein-Verschoorprijs
en die eens in de vier jaar uit te rei
ken. In 1993 werd de prijs toegekend
aan de Helderse kunstenaar R.W.
van de Wint en in 1997 aan de uit
Den Helder afkomstige rockgroep
Van Dik Hout. Daarna is de prijs een
stille dood gestorven.
Onderstaand enkele fragmenten uit
'Omzien in verwondering', deel 1
uitgegeven door de Arbeiderspers in
de serie Privé-domein.
'Wij meisjes bleven bitter schrei
end achter'
Herinnering over de thuiskomst van
haar vader met Hr.Ms. 'Emma' op 11
juni 1900: "We hadden dagenlang
over het Marsdiep staan staren en
waren aan de haven gaan kijken,
waar achter een glazen raampje
zulke boeiende mededelingen ston
den aangeplakt als: Emma, Gibraltar
of Dungeness gepasseerd. Maar we
schrokken ten slotte door de saluut
schoten in de prille ochtend wakker
en zagen het schip op de ree liggen.
We kleedden ons haastig aan en gin
gen naar de haven, d.w.z. wij kinde
ren en het dienstmeisje, want 'alleen
matrozenvrouwen staan aan het ha
venhoofd te wachten. Mijn moeder
stopte ons ieder een beschuit in de
hand, want het zou bijzonder onge
zond zijn een kind nuchter de straat
op te sturen en ik voel nog die prop
droge kruimels in mijn mond, die
ik trachtte door te slikken, terwijl ik
ademloos aan een handje meeholde.
Het schip lag nog op ree en de eer
ste stoomsloep kwam juist de haven
binnen en meerde aan een trap. Het
meisje schoof ons naar voren. 'Is dat
het zoontje van de hoofdmachinist?'
vroeg een jonge luitenant die ach
terin zat: 'Stap maar in, dan mag je
mee aan boord.' Wij meisjes bleven
bitter schreiend achter."
Herinneringen aan Den Helder:
"Voor mijn eerste huis in Den Hel
der was het kanaal met de onver
mijdelijke rij iepen, want dat waren
toen, met wat populieren de enige
bomen die daar, en dan nog wei
nig gaaf, wilden groeien in de zilte
wind. Onder die bomen langs scho
ven op grauwe winterochtenden als
een schimmenspel de 'snertnimfen'
voorbij, leeftijdloze vrouwen in om
slagdoeken en klompen op afgetrap
te schoenen, met een emmer in de
hand of twee, tegen elkaar ramme
lend, op het wrakke onderstel van
een kinderwagen. Ze gingen aan de
haven het overgeschoten eten van
de schepen halen.
Er zijn ook stadsgezichten: de
haven, de forten met de grachten
eromheen, waar 's zomers margrie
ten groeiden en 's winters werd ge
schaatst, en het verwaarloosde bosje
bij het station, waar ik blijkbaar ook
wel eens in donker door gelopen
ben, want voor ik het later in zijn
armetierigheid leerde kennen, was
het voor mij verwant aan de illustra
ties van Doré bij Moeder de Gans."
Herinneringen aan de R.H.B.S.: "Een
stel niet minder bejaarde leraren
vertoonde daarvan alle kenmerken,
zoals ingeroeste tics, verslapping
van geest en van gezag. Toen wij er
kwamen zat Ti een half jaar voor
haar eindexamen, en omdat ze met
haar vlugge geest het verschil dade
lijk peilde, hield ze voor een aantal
vakken de ongetwijfeld betere en
modernere leerboeken uit Soerabaja
aan, en ik volgde dat voorbeeld zo
veel mogelijk. Er was één uitzonde
ring: de Duitse leraar Van Maanen.
Hij gold in Den Helder als een zon
derling: lang, mager, met een bleek
anachoretengezicht, bijna het hele
jaar door in een lange cape gehuld,
placht hij, altijd alleen, over de dijk
40