Den helder
we boffen dat er nog een „bakje" is!
Op weg er heen, horen we den wind
om en langs het station gieren en de
ruiten der lantaarns rammelen en
kletteren; de bomen van het plant
soentje buigen en zwiepen, en zodra
het rijtuig portier achter ons geslo
ten, of beter gezegd door den wind
dichtgeslagen is, horen we, net als
straks in den trein, de fluitmuziek
door reten en gaten weer beginnen.
We rijden door een vrij lange, natte
en verlaten straat, waar, behalve in
een op de hoek liggend hotel, ner
gens meer licht te zien is in de lage,
slapende huisjes. Bij het passeren
van dwarsstraten horen we het loei
en van den wind boven het geram
mel van het rijtuig uit, en de daarbij
staande gaslantaarns schijnen op het
punt den strijd met de elementen op
te geven. De paar voetgangers die
we passeren, lopen met de handen
in de zakken en in gebogen houding
om den windvang zoo klein moge
lijk te maken. We rijden over een
brug en een kerk voorbij en komen
dan langs een gracht, waarin het
donkere water onder de windstrie-
men werkelijk „golft". We slaan, met
de gracht naast ons, een hoek om en
rijden een paar minuten daarna een
pleintje op, waaraan we huizen zien
met werkelijk verdiepingen er op,
en als we voor het hotel den Burg
uitstappen, waait onze hoed af en
horen we den wind in het tuig van
de schepen in de haven razen!
Zoo is de aankomst in het Nieuwe -
diep.dikwijls!
Als we ons den volgenden morgen
door de koffiekamer van het hotel
naar het daarvan afgeschoten ont-
bijtkamertje begeven, schijnt het
weer zich gebeterd te hebben, zoals
het dat gemeenlijk in de romans
pleegt te doen en blijkt het alleen
nog maar te waaien. We zien dat
het hotel den Burg het laatste huis
is van het gisterenavond al gesigna
leerde plein, dat „Havenplein" blijkt
te heten, en dat we uit de ramen van
de koffiekamer op de Buitenhaven
neerzien. En onze pogen zien zoveel
leven en beweging, en ook zoveel
ongewoons, tegelijk dat we nog even
wachten met naar die ontbijtkamer
door te lopen!
Wel, laat ik deze beschrijving van
het marine-paradijs eens beginnen
met de koffiekamer van het hotel
den Burg, dat naar een vroegere
eigenaar echter nog steeds „de
Breuk" genoemd wordt. Hoewel
er in de jaren waarin dit verhaal
„speelt" nog twee andere herenlo
gementen, in de Nieuwediepsche
wereld bestonden, was de Breuk
zeer bepaald het meest bekende, en
dat zowel in de kringen der zeeoffi
cieren als, in die van hun verwanten
en nabestaanden. Want tientallen
officiers-vrouwen hebben daar den
terugkeer in het vaderland van
manlief afgewacht, als het schip in
de kranten gesignaleerd gestaan
had als „Dungeness gepasseerd" en
zeker honderden vaders en moeders
uit alle delen des lands hebben in
het oude hotel gelogeerd als zij een
zoon aan het adelborstencorps op
het Instituut kwamen afleveren.
Al die mensen hebben des Breuks
koffiekamer gekend en door de ra
men, gekeken naar een der mooiste
havengezichten die in ons land te
zien zijn, zodat ik werkelijk meen
dat lokaal wel tot een der items van
„Mooi Nederland" en tot een der
meest bekende gelagkamers van het
lieve vaderland te mogen rekenen!
Voor een der middelste ramen ge
zeten overziet men de ongeveer een
mijl lange buitenhaven van eind
tot eind, ziet de basaltglooiingen
en pantserkoepels van het aan den
havenmond gelegen pantserfort „op
de Harssens", dan de zogenaamde
„Steenen dam" die de ongeveer 100
M. brede havengeul aan de Oost
zijde insluit volgen en bestrijkt met
het oog ook den Westelijken, bestra
ten havendijk met het voorliggend
zware houten „plankier", waarlangs
de schepen gemeerd liggen. Om de
Noord zien we den havenmond met
het zogenaamde Wierhoofd en daar
buiten de beroemde rede".
Bronnen
28
Het oude spoorwegstation van Den Helder. Het gebouw stond in de huidige situatie
op het Bernhardplein, het spooremplacement liep tot aan het Koningsplein.
Herinneringen van een adelborst, door
Q.X., uitgever Tjeenk Willink, 1927.
Nieuwediep en Instituut, door Q.X., uitge
ver Tjeenk Willink, 1929.
Marineblad nummer 2, jaargang 1981,
artikel 'Muller en de marine', door drs.
G.J.A. Raven
Archief en Kenniscentrum, het CODA te
Apeldoorn.
Helderse Courant, diverse jaargangen.
Met dank aan mevrouw A. E. Muller,
Loon op Zand.
Met dank aan de heer M. Noteboom,
Apeldoorn.