Adelborsten ontspannen zich in hun vrije tijd in een van de grote zalen van het KIM. die gedeeltelijk al tevoren in 'Onze Vloot' waren verschenen. Het boek 'Nieuwediep en Instituut' dat hij schreef over het KIM verscheen in 1929, toen men daar het 75 jarig jubileum vierde. Noodgedwongen reed Jan vooraan in de stoet in een wagentje. Twee jaar later overleed hij op 58 jarige leeftijd. De boeken Zijn eerste boek, 'Herinneringen van een adelborst' (1927) is vol ledig bibliografisch geschreven en stond bekend als de avonturen van een marineofficier in Nederlands Oost Indie. Zelf schreef Muller er over dat het een verhaal was over de periode van de Atjeh-oorlog van de marine. Maar hij maakte naam met zijn tweede boek, 'Nieuwediep en Instituut'. Dit boek bevat tal van herinneringen uit het leven van de adelborst in het Koninklijk Instituut voor de Marine te Nieuwediep. Dat vooral dit boek het grootste succes was van de schrijver bewijst het arti kel 'Rond de Helderse literatuur' dat vele jaren later op 28 januari 1948 in de Helderse Courant verscheen en dat gewijd was aan de verschenen plaatselijke literatuur: "Het Marine leven! Den Helder, Vlissingen, Rot terdam, Oost en West. Maar slechts één Instituut. Willemsoord sedert jaren en decennia. Is het wonder, dat in 1929 een boek verscheen: 'Nieuwediep en Instituut'. Onder het pseudoniem Q.X. geeft Johan nes Pieter Muller een serie verhalen over het leven der jonkers, vlotte pen, vrolijke taferelen". Nieuwediep en Instituut In het boek 'Nieuwediep en Insti tuut' beschrijft de auteur zichzelf op pagina 5 - 9 als hoofdpersoon in de jaren 1890 tijdens een lange treinreis van Amsterdam naar Den Helder en vervolgens daarna zijn verblijf in hotel den Burg op het Havenplein. ."Wie aan het Centraalstation te Amsterdam nog al eens op aanslui tingen heeft moeten wachten en onderwijl op de perrons goed heeft kunnen rondkijken, die zal mis schien met mij wel hebben opge merkt dat, voornamelijk in vroeger dagen, op de „hoofdverbindingen" mooier en moderner rijtuigma- terieel gebruikt werd dan op de secundaire lijnen. En zoo kon men omstreeks het jaar '90 of zoo, in dat toen splinternieuwe station een ver afgelegen en 's avonds maar schaars verlicht perron vinden, waar op som mige, en niet al te vele, uren van den dag zo'n verouderde Menelaus of Ulysses of Zeus klaar stond om een sliert wagens van een, op de andere lijnen al weinig of niet meer voorko mend model naar den Helder te slee pen, waarbij het op snelheid minder, en op het juiste uur van aankomst aan den „Noordpool" helemaal niet aankwam. Aansluitingen waren er niet te missen, en de stations van de Zaanstreek lagen veel te dicht bij elkaar om daartusschen in nog hard te rijden ook. In Uitgeest nam men mogelijke, uit Haarlem en den Haag komende liefhebbers voor het hooge Noorden over, en op die hoogte be gon naar mijne herinnering ook ge woonlijk de wind door de reten der portierraampjes te fluiten. Om moed te verzamelen stopte men langen tijd in Alkmaar, en zag daar de „vleer muis" vlammen der gaslantaarns van de station verlichting door den wind horizontaal in plaats van recht over eind staan. In Heer Hugowaard bleek men de Noordgrens van het gaslicht gepasseerd te zijn en zag men drie of vier oliepitjes op het verlaten perron flikkeren en walmen in den strijd met den wind, die nu door de portierraampjes gierde, en niet meer floot. Daarna kwam Schagen, waar werkelijk nog wel eens iemand uit stapte en dus blijkbaar wezen moest. Aan het voorlaatste station, Anna Paulowna, stapte nooit iemand uit, walmde een enkele lamp in de wind stoten en was men gewoonlijk al een half uurtje of zoo over tijd. Hier stond men, in den laatsten trein, een groot kwartier stil en werden de portieren wijd open gezet, waarna de station-chef alle kaartjes kwam in zamelen. Vooral tijdens dat stilstaan kon men dan merken hoe de wind door de gesloten portierraampjes loeide, ik gebruik het woord bulde ren expres niet, omdat ik niet van overdrijving houd. Na het verlaten van Anna Paulowna stookte de sto ker het vuur in den Menelaus voor de laatste maal op en sukkelde de zaak voort naar het eindstation. On der nu wel en werkelijk „bulderende" windvlagen kwam de „lange Jan", dat is de vuurtoren van Kijkduin, in het zicht en kregen eventueel slapende passagiers de twee gebruikelijke waarschuwingen om hun boeltje 26

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2013 | | pagina 26