De haven van Den Helder, getekend door jonkheer J.E. van Heemskerck van Beest, die Havard op zijn reis vergezelde. Links het
Koninklijk Instituut voor de Marine. Het grote schip is Zr.Ms. 'Kortenaer', dat dienst deed als wachtschip.
Wel beschouwd, moet het Nieuwe -
Diep, dat slechts de haven is, niet
verwisseld worden met den Helder,
de eigenlijke stad, maar de huizen
vermengen zich zóó wel, de straten
volgen elkander zóó juist op, dat een
vreemdeling groote moeite heeft om
te ontdekken waar de eene plaats
ophoudt en de andere begint. De
huizen, allen laag en breed, zindelijk
en zeer gemakkelijk ingerigt, volgen
en gelijken elkander derwijze, dat
men te Nieuwe-Diep is, zonder den
Helder verlaten te hebben en dat
men den Helder inkomt, zonder het
Nieuwe-Diep te zijn uitgegaan. De
bevolking is ook geheel gelijk: en
kele burgers, vele handeldrijvenden,
maar vooral veel zeelieden, want hier
ter plaatse bevinden zich de groote
scheepstimmerwerven en de maga
zijnen van de Nederlandsche marine.
De haven vormt een halve maan.
Zij wordt beschut door een wijd uit-
gestrekten steenen dam of beer, die
door kunstmiddelen vervaardigd is.
Aan hare beide uiteinden geopend,
wat het invaren er van vergemak
kelijkt, biedt zij aan de grootste zee
schepen, zelfs bij het meest onstui
mige weder eene veilige schuilplaats,
kortom, als een onberekenbaar voor
deel in Nederland, bereikt het water
terwijl het de kaai-muren bespoelt,
eene genoegzame diepte dat de oor
logschepen en zelfs de reusachtige
paketbooten van de Nederlandsche
Stoomboot-Maatschappij, zonder
gevaar aan wal kunnen liggen.
In het midden van dezen halven
cirkel opent zich het Noord-Hol-
landsch Kanaal, bestemd om de
groote handelschepen, welke ter
oorzake van hunnen diepgang de
Zuiderzee niet kunnen bevaren,
naar Amsterdam te voeren. Hoewel
dit kanaal breed en diep is, voldoet
het echter niet meer aan de handel
snijverheid van de groote stad en
de staat laat thans het schier-eiland
in de breedte doorgraven, om der
hoofdstad een nieuwen uitweg te
openen. Vóór de voltooijing van de
omvangrijke werken die de Am-
sterdamsche Kanaal-Maatschappij
ondernomen heeft, zal er echter nog
menig vaartuig het Noord-Holland-
sche Kanaal moeten doorvaren.
Langs de groote kaai van het Nieuwe-
Diep, bevindt zich eene opvolging van
gebouwen die tot de zeevaart in be
trekking staan; zij werden eerst sedert
tachtig jaar daar gebouwd.
In de eerste plaats ziet men een
groot vierkant gebouw, met grijzen
gevel, dat men het paleis noemt en
dat door den Schout bij nacht, kom-
mandant van de haven, bewoond
wordt. Dan volgt het Instituut voor
de zeevaartkunde, dat zich eertijds
in Medemblik bevond en later te
Breda was gevestigd; verder ziet
men het hospitaal, de kazernen, de
magazijnen, enz.
Met uitzondering van de scheeps
timmerwerven en de marine-ma
gazijnen, die zeer uitgestrekt zijn,
doch waarvan de beschrijving mij
te ver zou leiden, is het Instituut
voor de zeevaartkunde het eenige
gebouw dat in werkelijkheid belang
stelling inboezemt. Ik heb het met
groote naauwlettendheid bezichtigd,
want het verdient inderdaad gron
dig gekend en tot model genomen
te worden.
21