I
De Nieuwe Kerk aan de Weststraat ca. 1898. Op eerste kerstdag 1862 doet
Haverschmidt hier zijn intrede tijdens de ochtenddienst. Die dag preekte hij ook in de
Westerkerk.
bezocht en op beslisten toon hem
verzekerde zijn verzoek niet in de
vergadering te willen brengen. "Gij
moet de namiddagbeurt op eersten
Pinksterdag vervullen. Daaraan is
niets te veranderen."
De brief werd verscheurd. Haver
schmidt liet zich leiden als een kind.
"Zijn Hervormde ambtgenoot Bron
en ik zaten onder zijn gehoor en
waren bij de wetenschap van het
gebeurde, onder den diepen indruk
van zijn voortreffelijke toespraak
over Handelingen II2 "En er ge
schiedde haastiglijk uit den hemel
een geluid als van een geweldig
gedreven wind, en vervulde het ge-
heele huis waar zij zaten."
Gelukkig voor Haverschmidts toe
komst is deze zaak geheim gebleven.
Haverschmidt blijft in Den Helder
zijn gemeente dienen, zij het slechts
nauwelijks twee jaar. Hij woonde in
die periode op Het Dijkje (de offici
ële naam was eigenlijk Dijkstraat) in
de voormalige Ouwe Helder en niet
-wat wel eens wordt aangenomen-
in de pastorie van de Nieuwe Kerk
aan de Weststraat. Zijn huis lag op
een steenworp afstand van de Wes
terkerk aan het Westplein, waar hij
van tijd tot tijd ook preekte.
Ambtgenoot Dyserinck, in 1861
predikant van de Doopsgezinde
gemeente in Den Helder geworden,
mocht in 1862 Haverschmidt als
ambtgenoot verwelkomen.
In zijn boek over Haverschmidt
lezen we onder andere: "Als de zuid
wester blies, kon men onzen vriend
op de dijk achter zijn woning den
stormwind zien trotseren, om de
witgekuifde golven in hare groots
heid te aanschouwen."
"Wie nooit vlak aan zee gewoond
heeft weet eigenlijk niet wat of waai
en is"
Zo zal Haverschmidt het later ver
woorden in zijn 'Helderse' schets
'Bedorven' die hij in 1878 voor het
Nutspubliek in Schiedam vertelt.
Het droevige einde
Na zijn korte ambtsperiode in Den
Helder aanvaardde hij in 1864 een
beroep in Schiedam, waar zich het
overgrote deel van zijn herderlijk
bestaan afspeelde. Het specifiek her
derlijk werk zal hem daar zeker vol
doening hebben geschonken, maar
het stelde hem teleur dat zijn gehoor
bij de kerkdiensten steeds kleiner
werd. Daarentegen trok zijn optre
den buiten de kerk, tijdens voor
drachten of bij feestelijke gelegenhe
den volle zalen. Maar als voorgan
ger gebruikte hij (te) vaak de kansel
om datgene wat hem bezwaarde aan
zijn gehoor mee te delen.
"Dominee preekt zo somber, dat
men er zelf akelig van wordt", zei
men en hij stond tenslotte voor een
vrijwel lege kerk. De 'worgengel des
doods' had hem in zijn greep en liet
niet meer los. In 1894 om 10 uur in
de morgen van de 19e januari hing
hij zich aan het gordijnkoord van
zijn bedstede op. In geen van de
herdenkingsartikelen of toespraken
is zelfs maar op de zelfmoord gezin
speeld. Een in 1871 geboren vrouw
schreef in 1960 in een brief daarover
het volgende:
.lang heeft Ds. Haversmid in het
huis aan de lange Haven gewoond
15