door de Keizerstraat, die niets kei
zerlijks heeft, langs een gedeelte van
het Heldersche kanaal, waar wij aan
den overkant de gebouwen en da
ken van het Marine-etablissement
Willemsoord en de schepen in de
Maritieme binnenhaven, tusschen en
boven lage huizen ontwaren, over de
Nieuwe brug, van waar wij links de
oorlogsbodems, regts de koopvaar
ders in hunne respectieve binnen
havens zien liggen, langs de rij der
koopvaardijschepen - houthalers en
kolenschepen meest - en voorts, een
steegje door, naar de kade, waar de
groote pakhuizen der Maatschappij
Nederland staan gebouwd en waar
aan schepen en stoombooten liggen,
ladend of lossend, pas binnengeko
men of tot uitgaan gereed.
Waar wij de boot hebben te zoeken,
die straks vertrekken zal, behoeven
wij wel niet te vragen. Zij is reeds
van verre kenbaar genoeg aan de
rookwolken, die haar schoorsteenen
opzenden, en van nabij aan de men-
schenmassa, die af en aan zwermt
en het prachtige schip op een reus-
achtigen bijenkorf doet gelijken.
Wat leven en gejoel aan boord! De
pas aangekomen passagiers zoe
ken hun hutten, bergen hun goed.
Bloedverwanten en vrienden om
ringen hen en nemen de plek in
oogenschouw, waar hunne geliefden
eenige weken hun slaap- en woon
plaats hebben zullen en de mede
reizigers, die met hen de bewoners
dezer arke zullen zijn. Javaansche
bedienden en Europesche hofmees
ters, matrozen en sjouwerlui, draven
heen en weêr, ververschingen bren
gend, kisten slepend, pakken dra
gend. Leveranciers, nieuwsgierigen,
belangstellenden, belanghebbenden,
agenten, beambten, scheepsof
ficieren verdringen elkander in
het salon. Aan de lange tafel zitten
reizigers, reeds vroeger gekomen,
of met hun voorbereidende maat
regelen gereed, en bezoekers, zich
versterkend met de goede gaven, die
de directie aanbiedt aan allen, die er
gebruik van willen maken.
Op het dek is alles in beweging. De
zware goederen der passagiers wor
den afgelaten in het ruim. De equipa
ge heeft handen vol werk met allerlei
bezigheden, die 't aanstaand vertrek
voorafgaan. De koeijen verraden haar
tegenwoordigheid door een aanhou
dend geloei; varkens, kippen, ganzen
mengen zich in het concert. Daar
klinkt in de verte de muziek; trom
mels roffelen, trompetten schetteren,
bajonetten blinken in de zon. De troe
pen komen. Ongewapend marcheren
de grijs gedoschte kolonialen tusschen
de rijen der infanteristen, begeleid
door de Indische officieren met hun
oranjesjerpen en getrokken sabels, en
het vaandel golft in breede plooijen
uit. Helders straatjeugd houdt hen
trouw gezelschap. Met vlugge bewe
ging vormt de infanterie een halven
cirkel, wiens einden zich aansluiten
tegen de boot. De suppletietroepen
zijn er binnen, de straatjongens zijn er
buiten.
De optogt naar boord begint. Daar
stijgen zij de loopplanken op, in de
graauwe uniformen, met den geelen
band om de muts en den zak op den
schouder. O, als gij de geschiedenis
van al die mannen eens kendet! Wat
al verwoeste levens, wat al bedrogen
verwachtingen, wat al aangrijpende
lotwisselingen! Wat aristocratische
trekken, wat schurkengezigten, wat
kloeke gestalten, wat verloopen su
jetten! Krachtige blonde Duitschers,
met het ijzeren kruis op de borst,
- tengere, veerkrachtige Franschen,
in Algiers door de zon van Afrika
geblakerd, - dikke bier-Belgen, -
boerenlummels uit het vaderland,
- flinke oudgedienden, met een reeks
van medailles, - graven, die hun
erfgoed hebben verspild, - baron
nen, die hun naam hebben onteerd,
- jongens van fatsoenlijken huize,
met wie men geen weg meer weet,
- gesjeesde studenten, - rijkelui's
kinderen, wier vader bankroet heeft
gemaakt, - zwakken, die verleid zijn,
- onbedachtzamen, in dronkenschap
overgehaald om te teekenen, - leeg-
loopers, door het hooge handgeld
verlokt, - arbeiders, die geen werk
hadden, - vrijwilligers of rempla<jan-
ten van het leger, die hier hun tijd
hebben uitgediend en niets beters
wisten, dan zich voor Indië te ver
binden, - wakkere kerels, die in Indië
vooruit willen komen, - kinderen
van armen, die voor hun ouders zich
'verkocht' hebben, - enkele fijne be
rekenaars, die met het handgeld had
den willen drossen, - in bonte men
geling gaan zij voorbij. Geen wonder,
dat dezen en genen de lust bekruipt,
om zich uit de voeten te maken, eer
de boot van wal en de kans voorbij
is! Niet zonder reden wordt strenge
wacht gehouden, totdat het detache
ment aan boord is!
Als 't aan boord is, rukt de infante
rie in. 'Oorlog' heeft de troepen aan
'Koloniën' overgegeven, en Koloni
ën moet nu verder toezien. De of
ficieren hebben oogen van voren en
van achteren noodig. De verzoeking
is groot, terwijl de matrozen over de
verschansing met heeren en dames
van hunne kennis spreken en menig
koloniaal niet ongaarne de gelegen
heid zou waarnemen, om den lagen
muur te overschrijden, die tusschen
hem en den wal is, of althans eenig
kleedingstuk te ruilen voor jene
ver. Als zij in zee zijn, is 't gevaar
voorbij, maar in Southhampton zal
Koloniën nog werk genoeg hebben,
om het deserteren met behulp der
Britsche visschers en loodsen te be
letten, en voor Napels zal niet dan
met de uiterste waakzaamheid een
ongeoorloofde handel met doorsle
pen kooplui van beide sexen kun
nen worden verhinderd.
Overigens zullen de troepen 't
niet lastig maken. Bij stil weêr zal
van de gebaarde lippen menig lied
weerklinken. De Duitschers zullen
weemoedige en dichterlijke zangen
doen hooren. De Franschen zullen
vrolijke, geestige liedjes aanheffen.
12