Het wordt boven alle beschrijving ontroerend, als er een schip in nood is, als daar ginds op de gevreesde Haaks, waar zelfs bij stil weêr en kalme zee branding staat, waar zoo menig goed schip en zoo menig wakker zeeman bleef, een vaartuig is gestrand; als de kloeke bemanning der reddingsboot met heldhaftige zelfverloochening en doodsverach ting 't onmogelijke beproeft; als on versaagde sloeproeijers hun krachten gaan meten met de geweldige krach ten van den bulderenden storm en het vernielende water; als de zaam- gestroomde bevolking in ademlooze spanning de gruwzame worsteling volgt met de oogen en de kansen berekent van dood of behoud. O, de geschiedenis van den Helder heeft menige bladzijde vol aandoen lijke verhalen van schipbreuken, van gelukte pogingen, van vruchtelooze opofferingen, van duur betaalde zegepralen! En menig eenvoudige pekbroek roeit er zijn vlet of slentert met de handen in den zak langs de haven, voor wien gij met eerbied den hoed zoudt afnemen, of wien gij met hartelijke ingenomenheid de harde hand zoudt drukken, als gij 't wist, wat heldenziel daar huist on der dat boezeroen, wat moedig en liefdevol hart daar klopt in de borst, die geen ridderkruis draagt. Maar ook storm en schipbreuk la ten zich niet vooruit bepalen, 't Is ook de vraag, of zulke treurspelen vol ontzettenden ernst niet te heilig zijn, om de voorwerpen van reizi gersnieuwsgierigheid te wezen! Wèl kunnen wij rekenen op het vertrek der O.I. mailbooten, trou wens ook ernstig genoeg voor velen, die niet bloot als toeschouwers tegenwoordig zijn, en waarbij ook dengenen, die er niet persoonlijk in zijn betrokken, onwillekeurig wel een traan dringt in het oog! - 't Is een der vastgestelde dagen. Reeds te Haarlem aan 't station hebt gij een eigenaardige verzameling personen en goederen kunnen opmerken, -goederen vooral, wier bestemming u van zelf reeds duidelijk zou zijn, al droegen zij niet in groote letters den naam der stoomboot, die heden in zee zal gaan. Sterke kisten, koffers, met ijzeren banden en platte dek sels, juist op de maat van hoogte en breedte, om in de hut geborgen te kunnen worden onder de kooi, luij- erstoelen van den terugkeerenden oudgast, - geel gebrande gezigten, vrouwen met Indische type, bruine baboes, gij behoeft hun plaatskaart je niet te zien, om te weten waar zij heen gaan! Aan 't station in den Helder heerscht een buitengewone levendigheid. Al de kranke vigelantes, al de ma gere paarden zijn heden in dienst. Vóór 't gebouw staan zij ge schaard, en als zij zijn volgeladen met dames en kinderen en pakjes, dan draven zij weg. De talrijke bagage wordt op wagens en karren gepakt, niet zonder 't noodige of onnoodige geschreeuw en gekijf, en de karren volgen de rijtuigen. Wij hebben geen haast en kunnen op ons gemak naar boord wande len. 't Ontgaat ons niet, dat op 't stationsplein een afdeeling infan terie staat geschaard. Zij kon daar vooreerst nog wel gemist worden, maar over een uur zal zij haar taak hebben te vervullen. Dan komt het detachement suppletie-troepen, voor het Indische leger bestemd. Men is er niet gansch gerust op, dat niet deze of gene der aangeworven manschappen nog in de laatste oogen- blikken zal trachten te deserteren, en de Heldersche infanterie zal de ko lonialen hebben te bewaken op hun weg naar de boot, gelijk de tamme olifanten hun wilde natuurgenooten opbrengen. Hetzelfde vermoeden omtrent de onuitroeibare zucht der Indische militairen om weg te loopen, geeft aanleiding tot de zon derlinge route van Harderwijk naar den Helder, die over den Haag loopt, 't Is minder het doel, om aan officie ren en manschappen voor het laatst nog eens het spoorgenot te verschaf fen, noch om aan de vreemdelingen de hofstad nog eens te laten zien, dan wel, omdat bij de residentie de eenige plaats is, waar de wagens van de rails van het Rijnspoor op die van den Hollandschen spoorweg kunnen overgaan en de troepen dus in de rijtuigen kunnen blijven. Zij zouden anders aan alle verzoekingen der hoofdstad zijn blootgesteld. 't Is ons vooreerst niet om een blik op den Helder te doen, en wij kiezen derhalve den naasten weg naar de haven, het spoorwegboschje door, Craandijk en de kolonialen reisden per trein naar Den Helder. Sinds 1865 was dit station het eindpunt van de spoorverbinding naar het uiterste puntje van Noord- Holland. (Tekening J.C. Leich). 11

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2013 | | pagina 11