Gereedschappen Ir 't Hooft: Kunt U ook vertellen waar het gereedschap van de fietsenmakers is gebleven? Na 5 Mei 1945 zijnfiet- senonderdeelen en gereedschappen in grooten getalen verdwenen. Pelleter: "Toen de capitulatie aan de troepen bekend gemaakt werd, werd ook order gegeven om alle beschik bare rij - en voertuigen in orde te maken voor terugkeer naar Duit- schland. Het personeel, dat toen de fietsen in orde moest maken, heeft hoogstwaarschijnlijk het gereed schap toen ook maar meegenomen. Dit zal in de Garage van Speijk ook wel gebeurd zijn." Coolhaas: Wat weet U van de plunder tocht, die door Duitsch personeel van de rijkswerf is gehouden in de Wierin- germeer na de onderwaterzetting? Pelleter: "Na de onderwaterzetting is door mij aan den Ortscommandant toestemming gevraagd om naar de Wieringermeer te gaan om vleesch en etenswaren te koopen. Ik heb 20 toe- wijzingsformulieren gekregen, welke ik niet alle 20 gebruikt heb en geld van de werf medegenomen om een en ander te kunnen koopen. Coert (Duitse werf- politie) en Breels zijn toen ieder een maal naar de Wieringermeer geweest en hebben daar koeien en schapen vandaan gehaald. Dit alles gebeurde buiten medeweten van luitenant Rei- fegerste, zonder wiens toestemming niets uit de Wieringermeer gehaald mocht worden. Deze luitenant Rei- fergeste reclameerde daarover en toen werd bepaald, dat het wederrechtelijk weggehaalde vleesch op hun rantsoe nen zou worden gekort. Van bovenbe doelde koeien is er één geslacht voor de Duitsche bezetting van de werf en twee voor het leger in Tuindorp. In totaal dus drie." Koeien Coolhaas: Wie heeft dat gedaan? Heeft slager Chr. Goes ze geslacht? Pelleter: "Dat weet ik niet. Toen de ca pitulatie bekend werd, is een slachtver bod afgekondigd, zoodat er toen niet meer dan drie koeien geslacht waren. Er waren er toen nog vier over." Coolhaas: Waar zijn de overgebleven koeien gebleven? Pelleter: "Toen na de capitulatie bekend werd, dat de aftocht van de troepen loopende moest geschieden, hebben wij getracht een vervoerge- legenheid te vinden. Goes heeft ons toen een kar geleverd, die betaald werd, terwijl hij voor de levering van twee paarden, die overgebleven koeien in ruil wilde hebben. Ook aan de Hüst is nog een koe afgegeven." Woldemar Edgar Pelleter was af komstig uit Mureau in Oostenrijk. Van 24 september 1943 tot de capi tulatie van de Duitse troepen was hij als 'Baurat der Kriegsmarine' belast met de technische leiding van de rijkswerf. In augustus 1948 moest hij voor het Bijzonder Ge rechtshof in Amsterdam verschij nen. De tenlastelegging vermeldde onder meer het (doen) aanwijzen van werfpersoneel voor deportatie naar Duitsland. Het Gerechtshof veroordeelde Pelleter tot anderhalf jaar gevangenisstraf. Van de bijna tweeënhalf jaar die hij in voorarrest had gezeten, bracht hij een groot deel door op fort Erfprins, dat na de oorlog als interneringskamp voor 'plurken (een samenvoeging van ploerten en schurken) fungeerde. Behalve Pelleter werden ook twee leden van de Duitse werfpolitie voor het Bijzonder Gerechtshof gedaagd, te weten chef Willy Ewalt Coert en Constant Joseph Kusch, ook wel 'de schrik van de marinewerf' genoemd. Beiden zouden zich schuldig hebben gemaakt aan mishandelingen. Coert werd vrijgesproken, hoewel de pro cureurfiscaal vijfjaar tegen hem had geëist. Kusch moest vijfjaar de cel in. Tegen hem was negen jaar geëist. Personeelsleden van de werf die tijdens de oorlog met de vijand had den geheuld, werden na de oorlog bij een zuiveringsactie gestraft. ""De administratie van de rijkswerf en een deel van het tekenarchief was tijdens de oorlog uit veiligheids overwegingen overgebracht naar Anna Paulowna. (Bronnen-.Historisch Documentatie centrum Marinebedrijf en Heldersche Courant.) Voorafgegaan door een eenheid mariniers keerde het personeel tijdens de officiële overdracht op 17 mei 1945 gezamenlijk over de westelijke toegangsbrug terug naar de rijkswerf. (Historisch Documentatie-centrum Marinebedrijf) 89

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2013 | | pagina 25