door het een chaos was geworden.
Coolhaas: Dan waren er nog verrekij
kers op de rijkswerf. Waar zijn die?
Pelleter: "Ik weet niets van verrekij
kers af."
Coolhaas: Ook was er nog een Zeiss
Kontax fototoestel. Waar is dat ge
bleven?
Pelleter: "Dit was Duitsch eigendom
en Breels, mijn bureau-secretaris,
heeft dit toestel meegenomen."
Coolhaas: Duitsch of Hollandsch
eigendom, U had het op de werf
moeten laten. Tenslotte is het door
Nederland betaald.
Het neerhalen van de mastenbok. Zoals over veel zaken kon of wilde
Pelleter ook geen opheldering verschaffen over de verdwijning van de
stalen mastenbok. (Foto Duitse bezetter, collectie R. Pieterse)
Pelleter: "Neen, dat is niet waar. Ik
had order gegeven de kosten van
aankoop op Duitsche rekening te
boeken en ik meende dus gerechtigd
te zijn om toestemming te verleenen
het toestel mee te nemen."
Coolhaas: In dat geval is het altijd
nog geallieerde krijgsbuit en blijft
het dus stelen. Ik zal wel aan Breels
vragen, waar hij het gelaten heeft.
Vertelt u me nu maar eens waar
de draaibanken, machines en ge
reedschappen uit de werkplaats
van Hr.Ms. Van Speijk en uit het
Laboratorium van het Instituut,
de magazijngoederen, goederen uit
den winkelvoorraad, allemaal zijn
gebleven.
Pelleter: "In Augustus en Septem
ber 1944 zijn op bevel van den
Oberwerfstab groote hoeveelheden
materiaal en grondstoffen naar
Duitschland weggevoerd. De werk
plaats van Hr.Ms. Van Speijk heb
ik nooit gekend. Ik weet alleen, dat
daar de garage was en ik weet van
de verdwijning van de machines en
gereedschappen niets af. Ook het
Laboratorium van het Instituut ken
ik niet."
Coolhaas: Er was hier vroeger op de
werf een mastenbok.
Pelleter: "Ik weet niets van een mas
tenbok."
Coolhaas: En de bibliotheek van het
Instituut. Waar is
die?
Pelleter: "Niets van
bekend."
Geld
Coolhaas: Des
tijds is uit de z.g.
bollenschuur in
Anna Paulowna
geld meegenomen
van den Heer Van
Ballegooyen en den
heer Heerens. Het
betreft hier 500 en
300 gulden aan
zilvergeld. Waar
zijn die gebleven?
Pelleter: "Ik weet alleen van onge
veer 500 gulden."
Mahieu: Nee, voor zoover mij bekend
was het 800 gulden.
Pelleter: "Ik weet alleen van on
geveer 500 gulden. Dat bedrag is
afgeleverd aan den Oberwerfstab
in Groningen. Krüger kan hiervan
misschien meer vertellen."
Coolhaas: Kort na de arrestatie van
ir. De Klerk is ook nog een radio
toestel meegenomen, hetwelk in de
bollenschuur was verborgen. Weet U
daar iets van?
Pelleter: "Neen, niets van bekend."
Dienstmeid
Coolhaas: In het woonhuis van de
Officier van Politie, hetwelk vroeger
door U bewoond werd, ontbreken
verschillende dingen, zooals lepels,
vorken, kommaliewant en keukenge
reedschappen. Kunt U daar ophelde
ring van geven?
Pelleter: "In mijn tijd was er een
dienstmeid in dienst, genaamd
Greta B„ van wie gebleken is, dat
zij verschillende dingen, hierboven
genoemd, gestolen heeft gedurende
den tijd, dat ik op dienstreis was. Bij
huiszoeking werd o.a. in een hand
doek geknoopt diverse lepels en vor
ken gevonden. Bedoelde B. is toen
ontslagen en in dienst getreden bij
den Hafenkommandant. Daar is zij
ook wegens diefstal ontslagen. Zij is
Den Helder uitgewezen, terwijl haar
werd verboden bij eenige andere
Duitsche Dienststelle te werken."
Ir. 't Hooft: De electrische oven, de
schijnwerper van het dok en meer
zulke dingen, waar zijn die gebleven?
Pelleter: "Wanneer zijn die dingen
verdwenen?"
Ir. 't Hooft: In den loop van den be
zettingstijd.
Coolhaas: Toen de werf overgenomen
was, was het eerste werk een inventa
rislijst maken en bij vergelijking blijkt
nu, dat verschillende dingen, welke
op de werf aanwezig moesten zijn,
ontbreken.
Pelleter: "Hierop kan ik niet veel
zeggen, 't Gebeurde wel, dat matro
zen na werftijd op de werf kwamen
en verschillende dingen noodig
hadden, die ze maar zoolang mee
namen, maar blijkbaar nooit terug
brachten."
Coolhaas: U zult begrijpen, dat ik
geen vriend van de Duitschers ben,
verre van dien, maar één ding moet
ik ze nageven en dat was, dat er dis
cipline heerste. Ik kan me dan ook
niet voorstellen, dat de matrozen de
geleende spullen niet terugbrachten.
Pelleter: "Het doet me leed, maar
toch was het zoo."
Ir. 't Hooft: De Hollanders hadden
zooiets eens moeten doen. Dan is er
nog een teekenmachine verdwenen.
Waar is die?
Pelleter: "Daar is mij niets van bekend."
88