Elswijk(31), C.L. van Gend(23), A.C.
Havenaar(27), G.J. Heikamp(26), F.
J. van Hilst(28), W. van den Hoff(35),
L. Laan(19), P.L. Lutter(29), A.
Middelink(30), W.A. de Moel(34),
J.J. Mooldijk(32), J. Nagelhout(25),
J.O. Nieuwenhuis(20), H. Reyten-
bach(31), F.H. Rienstra(18), D.
Schaatsbergen(29), C. Selderbeek(37),
J.A. Sillevis(24), W.J. Snijder(31),
C. van der Veer(21), J.A. van der
Vliet(26), E.H. Vorster(34, com
mandant), H. Vukkink(33) en W.A.
Wahlers(27). De drie Engelsen, inge
deeld bij de verbindingsdienst, wa
ren: B.E. Greswell, H.P. Mc. Donald
en J.H. Spettique. Van de mensen die
in Den Helder woonachtig waren,
zijn de namen cursief gedrukt.
Niet gelukkig
Tot de jongste bemanningsleden
behoorde Lodewijk Laan, een neef
van de bekende Helderse ijscofami
lie. Lo, zoals hij werd genoemd, was
het tweede kind uit een gezin van
tien. Zijn vader was groentehande
laar. Hij had een groente- en fruit
winkel aan de Brakkeveldweg. Lo
was voorbestemd om in de voetspo
ren van zijn vader te stappen. Door
dat die in 1932 was overleden, stond
moeder Laan er alleen voor om haar
grote gezin te onderhouden. De
oudste zoon Adrianus schoot zijn
moeder te hulp. Lo wilde niet in de
zaak. Hij koos voor de marine en
sloot in 1938 een dienstverband af
voor zes jaar. In 1939 werd hij bij de
Onderzeedienst geplaatst. Zijn zus,
Thecla Veronica, het zevende kind
van het gezin en inmiddels 84 jaar,
herinnert zich dat hij zich daar niet
gelukkig voelde. ,,Het leven en het
werken in een krappe ruimte, vooral
op de plek waar de torpedo's waren
opgeslagen en moesten worden
schoongemaakt, benauwden hem."
Het ongeluk met Hr.Ms. O11 ver
sterkte volgens haar zijn weerzin.
Op 6 maart 1940, twee maanden
voordat de oorlog uitbrak, kwam bij
de ingang van de haven deze onder-
zeeboot in botsing met de sleepboot
Amsterdam. De O11 zonk. Lo was,
zoals vele anderen, getuige van de
reddingsactie. Het schip had net de
kade van de Onderzeedienst ver
laten. Een half uur na het zinken
konden 16 opvarenden door het
torenluik aan hun opsluiting ontko
men. Drie opvarenden zaten echter
als ratten in de val. Zij bevonden
zich in een afgesloten ruimte in het
voorschip. Pogingen om hen te red
den, faalden. Door klopsignalen
werd contact met hen gezocht, maar
daar werd niet op gereageerd. Pas de
volgende dag konden de drie slacht
offers worden geborgen.
Huiveringwekkend
Volgens de zus van Lo was het
kloppen van de reddingwerkers op
de scheepswand zo huiveringwek
kend, dat haar broer besloot met
de marine te kappen. „Tussentijds
zijn contract verbreken bleek echter
niet mogelijk, zelfs niet met de hulp
van de vlootaalmoezenier." Moeder
Laan zag haar zoon voor het laatst
tijdens een toevallige ontmoeting
op straat. Dat was op 9 mei, de dag
voor de inval van de Duitsers. Lo,
matroos 2e klasse, was er op uitge
stuurd met oproepingsbevelen voor
de bemanningsleden van de O13
die thuis verbleven. Om zes uur die
avond moest iedereen aan boord
zijn. Zijn zus vertelt: ,,Mijn moe
der kwam hem toevallig tegen op
de Ruyghweg. Hij was op de fiets.
'Misschien kom ik vanavond nog
even thuis', riep hij haar toe.
,,Zijn laatste teken van leven kreeg
mijn moeder via ene Nel van Dam.
Lo bleek omgang met haar te heb
ben. Ze was zijn meisje, hoewel
zij nooit bij ons thuis is geweest.
Ons gezin werd streng katholiek
opgevoed en verkering met een
niet-katholiek werd in die tijd niet
getolereerd.
,,Onderweg naar het gebied op de
Noordzee waar de O13 moest pa
trouilleren, had het schip contact
met een vissersboot. Om het thuis
front te informeren, gaf Lo aan de
schipper van die vissersboot een
brief mee voor zijn meisje. Daarin
vroeg hij haar of zij de groeten wilde
doen aan mijn moeder, broers en
zussen. Dat heeft ze gedaan. Ze is bij
ons aan de deur geweest in de Bur
gemeester Houwingsingel om het
mijn moeder te vertellen.
,,In december 1940 kwam er ie
mand langs met de mededeling
dat Lo werd vermist. Ik kan me dat
moment nog goed herinneren. Mijn
moeder was bezig kleren te voorzien
van merktekens, omdat een aantal
kinderen van ons gezin ter ontspan
ning naar een bio-vakantieoord
mocht. Het nieuws over de vermis
sing van Lo sloeg in als een bom.
,,Wat mijn moeder als weduwe
met zo'n groot gezin heeft moeten
meemaken, is met geen pen te be
schrijven. Door de bombardemen
ten moesten we evacueren. Met
sinaasappelkistjes vol bagage zijn we
naar Breezand gelopen. Later wer
den we ondergebracht in Hoorn en
Zwaag. Het gezin was te groot om
bij elkaar te blijven op één adres. We
wisten niet eens waar iedereen was.
Daardoor zag ik mijn andere broers
en zusjes soms alleen op straat. Mijn
Harry Vukkink ging zondags met zijn
zoontje op de fiets naar de Donkere
Duinen. (Fotocollectie Harry Valkink.)
39