De Oude Jutter
H.J. Brandsma 21/05/12
Op de grens van land en Noordzee
Laat hij sporen na in 't zand.
Neemt hij alles wat hij vindt mee
Langs de vloedlijn van het strand.
Tussen schelpen wier en afval
Zoekt hij naar die ene schat.
Slechts een vieze lekke strandbal
Treft hij op zijn jutterspad.
Maar hij is en blijft een Jutter
Zoekend naar hij weet niet wat.
Niets ter wereld is onnutter;
Wie in godsnaam zegt hem dat!
Ooit vond hij een knappe sjoelbak.
Ook een keer een canapé.
Onlangs een tweedelig badpak,
Dat was van een vrouw in zee.
Heeft het toch maar meegenomen;
Zij kwam hem niet achterna.
Vrouwlief die hem aan zag komen
Draagt nog altijd de beha.
Want hij is en blijft een Jutter.
Zoekend naar hij weet niet wat.
Niets ter wereld is onnutter;
Wie in godsnaam zegt hem dat!
Hij trotseerde windkracht negen.
Ging niet opzij voor een orkaan.
Viste tijdens storm en regen
Balken uit de zee vandaan.
Nu is hij een dagje ouder.
Zijn gestel gaat achteruit.
Draagt geen plank meer op zijn
schouder.
Alsmaar schraler is zijn buit.
Maar hij is en blijft een Jutter
Zoekend naar hij weet niet wat.
Niets ter wereld is onnutter;
Wie in godsnaam zegt hem dat!
Eenmaal nog zoekt hij het strand
°p.
Blijft dan op de vloedlijn staan.
Wachtend op een golf met schuim
kop
Om daarop in zee te gaan.
Wordt door meeuwen begeleid
Met weemoedig luid gekrijs.
Naar het eiland zonder tijd;
Naar het Juttersparadijs
Want hij was een echte Jutter.
Heeft gevonden wat hij zocht.
Niets ter wereld leek onnutter,
Maar het was zijn pelgrimstocht.
17