van de Marine kunnen zelf wel hun
geschut dragen, maar ik stoof er
over op, ik stond op mijn strot! Alle
drommels, zei ik tegen de landmacht,
jullie stikken in de kettinggangers, er
zijn er nota bene achttienhonderd,
bij elk compagnie hebben jullie er
negentig, dachten jullie soms, dat de
Pikkers van de Marine sjouwerlui
waren en jullie de deftigheid zelf?
Wij moeten ook 90 kettingjongens
hebben..en heel deftig. Als je maar
op je poot speelt en schoorvast blijft
staan, tandakken ze naar je pijpen,
dus kregen we 90 van die jongens, 't
waren gestrafte Atjehers en Lombok
kers, die een ketting met een kogel
aan hun been voortsleepten.'
Treurspel
Niet erg lollig, burgemeester!
'Die jongens vinden 't wel lollig,
want na zoo'n expeditie kregen ze
vermindering van straf en kwaad
waren ze meestal, als ze bij ons wa
ren, niet. De matrozen hadden ech
ter nog meer schik, dat ze zoo netjes
geholpen werden. Alle drommels,
zij kwamen toch ook niet om te pit
ten. Hadden ze er ook geen recht
op, dat ik voor ze in de bres sprong,
zegt de oude heer Houwing driftig.
'Ze waren op Bali krijgslieden en
geen sjouwerlui. Nee..we lieten ons
niet op Bali door de landrotten bij
den wind brassen.
'Maar dat waren eigenlijk allemaal
intermezzo's...Die heele expeditie
werd een groot treurspel. Die ver
brande weduwe van den Radjah
volgde niet alleen haar man in den
dood. 't Leven beteekent voor den
Balinees heel weinig. Wij Wester
lingen kunnen ons die mentaliteit
niet indenken. Ze zijn kinderlijk in
hun opvattingen. In hun huistempels
worden de Balische Goden en de
voorouders vereerd. Ze zijn echter
natuurkinderen en bidden ook ber-
Een tekening door W.O.J. Nieuwenkamp
van de strafexpeditie naar Bali in 1906.
Van zee nadert de vloot.
gen en boomen aan, ook vereeren ze
dieren. De slang en de groote schild
pad, stellen zij zich voor als dragers
der aarde, 't zijn de heilige dieren van
god Wisnoe. Waarmee ik maar wil
zeggen, dat ze nog heel primitief, in
onze oogen althans, denken.
'Juist dit primitieve denken was aan
leiding tot dit ingrijpen geworden.
De Radjah had zijn moeder ver
brand. ..deze, in onze oogen groote,
barbaarscheid moest ophouden....
'Opnieuw, voor het groote treurspel
aanving, poogden wij de Balineezen
te overreden, toe te geven, 't Liep weer
op niets uit..en toen had het nood
lot zijn loop...moest het zijn hebben.
'De generaal, die de leiding had,
rukte op over Kesiman. Met don
derend geweld, had de Marine de
poeri van den Sultan beschoten.
Drie dagen en drie nachten had dit
bombardement geduurd. Een gra
naat van 21 cm. had de zware toe
gangsdeur in splinters geslagen.
'Toen kwam de generaal voor de
poort der Poeri en toen had een
wonderlijk tafereel plaats..een ta
fereel, dat allen die het bijwoonden
nimmer zullen vergeten.
Poepeltan
'De Balische adel wijdde zich ten
doode. Voorop de Radjah! Over
geven zouden ze zich nimmer,
liever sterven. Een 2e Radjah, die
krankzinnig was, werd eveneens
aan 't hoofd van den adel, op een
zetel vooruit gedragen...den vijand
tegemoet. Een huivering doorvoer
ons. 't Was de Balische Poepeltan.
Statig naderde de stoet, allen waren
in 't wit gekleed; in groote lange
gewaden, in vol ornaat, wilden ze
zich ten doode wijden..zelf zouden
zij zich in de krissen werpen, om
aldus volgens hun opvatting eervol
te sterven.
'Dansend kwamen ze nader - maar
heelemaal zonder meer zich overge
ven zouden ze zich niet, want drei
gend zwaaiden ze hun 10 meter lan
ge lansen. Dichter en dichter nader
den ze. Nog viel er geen schot van
onze zijde. Wij riepen herhaaldelijk:
geef jullie over.doch dreigend
naderden ze onze troepen...toen
moest er geschoten worden, 't Was
beroerd..we konden niet anders.
er waren ook vrouwen bij, maar die
waren even gevaarlijk als de man
nen, want toen een luitenant, diep
geschokt en gedeprimeerd, zich
over de neerliggende vrouw in 't
witte gewaad heenboog, om haar te
helpen, nam ze een kris en stervend
stak ze daar mee, vol haat in zijn
lichaam, zoodat hij zwaar verwond
werd..en toch..de zeemacht was
er kapot van...'
125