Aan de Weststraat stonden in 1917 294 bomen op de dodenlijst.
Het lommerrijke beeld van de Kerkgracht zou aanzienlijk veranderen door de kap
van bomen.
later, moest de gemeenteraad ineens
beslissen over de doodvonnis voor
674 bomen. Burgemeester en wet
houders voerden de brandstofnood
ten gevolge van de oorlog als argu
ment aan. Wanneer nu bomen, die
'op den duur toch moeten vallen',
worden gerooid, zou dat voor de ko
mende winter een voorraad brand
hout van naar schatting 100.000
kg. opleveren. De kosten van het
rooien, vervoeren, zagen en kloven
werden begroot op 1375 gulden.
Bewoners van de Kanaalweg kwa
men als eersten in het geweer.
Hun argumenten: Uit deskundig
onderzoek blijkt dat de bomen
nog jaren mee kunnen. En: We
moeten het aanwezige natuurschoon
behouden. Zij kregen het raadslid
W.C. van Breda aan hun zijde. Had
de Brandstoffencommissie geen kre
diet gevraagd, dan zou er ook geen
voorstel tot het kappen van bomen
zijn gedaan, veronderstelde hij. Een
ander raadslid, L.F. over de Linden,
sprak zelfs over 'vandalisme'. Hij
twijfelde aan de deskundigheid van
het advies. 'Bij geen van de vermelde
bomen is de noodzaak van rooien
gebleken; hun toestand is niet van
dien aard dat ze gevaar opleveren
voor mensen.'
Beiden stemden tegen het voor
stel. Te weinig om de kap van
674 bomen tegen te houden. Wel
toonde het college zich bereid voor
een nieuw beplantingsplan nader
advies in te winnen bij de Heide
maatschappij. Die bevestigde in
1917 nog eens het advies van op
zichter Meelker uit 1907. Bovendien
concludeerde ze dat sindsdien de
toestand van sommige beplantingen
was verslechterd. 'Het vellingplan
moet worden uitgebreid.'
In een volgende raadsvergadering
stelde het college voor de reeds eerder
genoemde 674 bomen te rooien en tot
nieuwe beplanting over te gaan. 'De
kosten van vernieuwing der beplan
tingen met niet te jonge bomen zul
len vermoedelijk grotendeels, zo niet
geheel, uit de opbrengst van het hout
bestreden kunnen worden.'
Barmhartig
Het massale kapplan leidde tot nieu
we protesten. 'Alsof de bomen zich
bewust waren aan den vooravond
hunner vernietiging te staan, bloei
den zij zelden zoo mooi als juist de
zen zomer', schreef een bewoner van
de Weststraat in een ingezonden
brief aan de Heldersche Courant.
'Overtuigd de tolk te zijn van zeer
vele inwoners onzer gemeente, waag
ik het onzen Vertegenwoordigers,
den Raad der gemeente Helder, be
leefd te verzoeken alles in het werk
te stellen om het doodvonnis niet
aan al onze boomen te laten vol
trekken. Er zijn nog zooveel jonge
wezens bij die, in volle levenskracht
ons veel verkwikking bieden. Ach
Heeren, hebt medelijden, en ont
fermt u over onze mooie laan. Laat
enkele 'ouden' sneven, weest barm
hartig voor die boomen die het nog
zoo mooi doen.'
Een ander schreef: 'Als vakman durf
ik te beweren, dat het een groote
dwaasheid is, zulke schaduwrijke
boomen uit te rooien. Het is m.i.
vernielzucht die hier onbeperkt
heerscht. Wanneer men om de
andere één boom opruimde, hield
men nog een goede schaduwrijke
laan over en de boomen zouden
147