Elke 14 dagen werden de 9 bemanningsleden afgelost, maar
met slecht weer kon dat wel eens een paar dagen uitlopen.
Dat aflossen was niet van gevaar ontbloot, want in 1965
sloeg de jol met de mannen om, gelukkig zonder gevolgen.
De jol van het lichtschip langszij "Zaandam".
daad een vuur gestookt werd als ba
ken voor de scheepvaart, is dit nooit
gebeurd op een lichtschip. Met de
toename van de scheepvaart in de
19e eeuw kwam er behoefte aan
lichtbakens op plekken waar geen
torens gebouwd konden worden.
Maar de kosten van bouw, onder
houd en bediening van de schepen
waren vaak niet gering. Bij bouw
moet men niet alleen aan het schip,
zo'n 40 a 50 m bij 8 a 10 m breedte
gedacht worden, maar vooral aan
de 'opbouw', de installaties.
De oudste schepen uit het begin
van de 19e eeuw waren van hout.
Aan de nok van de ra werd een lan
taarn gehesen waarin olielampen
werden gebrand. Pas een eeuw later
kon men beschikken over generato
ren ten behoeve van de lichtinstal
latie en diverse andere apparatuur.
Het meest kenmerkende deel van
het schip bleef het zogenaamde
lichthuis (met cardanisch opgehan
gen lenzenoptiek).
Behalve licht in de duisternis was
geluid in de mist erg belangrijk.
Misthoorns, eerst sirenes, later zo
genaamde nautafoons. Rond 1930
kregen de lichtschepen een radio
baken, kort na de oorlog begon de
opmars van de moderne radionavi
gatiemiddelen en de toepassing van
radar.
De meeste lichtschepen konden
niet op eigen kracht varen. Het an
kerspil, bijzonder zwaar uitgevoerd,
bevond zich op het voorschip. De
ankerketting was voorzien van een
schokbreker die de ergste klappen
bij stormweer moest opvangen.
Superzware ankers (van ca 1500
kg) waren er nogal eens de oorzaak
van dat de ketting brak. Bij te lichte
ankers (minder dan 700 kg) kon het
anker gaan 'krabben' en schoof het
schip van z'n plaats. Vandaar dat bij
het schip 'waaktonnen' lagen. Goed
verankerd met steen aan een ket
ting. Was het schip dan 'verschoven'
dan was dat door middel van deze
waaktonnen te constateren.
Na de Tweede Wereldoorlog nam
het belang van de lichtschepen af
als gevolg van de ontwikkeling van
navigatiesystemen. Steeds meer van
de lichtschepen voor onze kust wer
den vervangen door (grote) boeien.
In de loop van de jaren tachtig was
de periode van de bemande licht
schepen voorbij. Er werd daarna
alleen nog maar gebruik gemaakt
van enkele onbemande, geautomati
seerde lichtschepen.
Nachtlicht van de zee
Zo'n honderd jaar geleden was het
leven van de (ongeveer tien) beman
ningsleden aan boord van een licht
schip grauw en eentonig. Althans
in de beschrijving van de destijds
befaamde journalist van de Nieuwe
Rotterdamse Courant M.J. Brusse
(1911). Aan boord was een strenge
hiërarchie. Gezagvoerder, stuurman
en werktuigkundige hadden ze
ker privileges (eigen hut b.v.). Het
overige personeel moest het doen
met een gezamenlijk logies, waarin
geleefd, gegeten en geslapen werd.
'Vier weken op, twee weken af.' Vier
weken achtereen met dezelfde col
lega's in een beperkte ruimte. Al
thans in de periode vanaf 1905 tot
in de jaren vijftig. Daarvóór was het
zelfs: twee maanden op. Alleen op
dinsdag kwam er post (en pakjes).
Aldus Brusse. Hij schreef niet al
leen over de eentonigheid van het
142