Door de Duitsers opgesloten in de Bethelkerk Joke Kroonstuiver-van Rijn Met veel interesse lees ik altijd Levend Verleden, over de geschie denis en ontwikkeling van Den Helder en niet te vergeten de in woners van onze goede stad, waar mijn verre voorouders een groot aandeel in hebben gehad door hier te leven en te werken en met elkaar vele families hebben voort gebracht. Bijzonder boeiend vond ik de verhalen en belevenissen van mijn generatiegenoten [en nog ou der], van hun jeugd en belevenissen in de oorlog en ook de tijd na 1945, toen ik hier ook weer kwam wonen. Ik wandelde mee met hun verha len over de stad en herkende veel details. Een schok van herkenning was echter het verhaal van Joop Bel, in het december nummer van 2009, waarin hij verhaalt over zijn periode in Breezand. Ik herkende veel waarover hij schreef, maar het meest verbaasd was ik, dat hij ook wist te vertellen over de dood van een meisje uit mijn klas waar ik jaren daarna zo vaak aan heb terug gedacht omdat het voor ons kinde ren een hele nare gebeurtenis was. De kerkdienst, waar we niets van snapten en dan ook nog elke dag naar school langs die enge bordjes lopen, waarop stond dat je er niet mocht komen omdat er difterie heerste. We dorsten er eigenlijk niet langs te lopen. Alles met elkaar was dit een akelige tijd. Bijzonder dat ook de Heer Bel dit nog weet. In het afgelopen nummer van Levend Verleden stond toevallig weer een De familie Van Rijn woonde in bij de familie Raven aan de Stoomweg (Breezand) naast de familie Mosk. Op de foto: Joke van Rijn voor de boerderij met een zoontje van de familie Raven. stuk van Joop Bel over de bouw en sloop van de oude Bethelkerk, waar bij ik dan altijd denk -daar is de kerk weer-Ik heb er namelijk gevangen gezeten in 1944 en vond het na de oorlog heel eng om er langs te lopen. De dag dat de oorlog uitbrak staat nog altijd door een fotografisch ge heugen op mijn netvlies. Wat maakte het zo belangrijk om te onthouden? Onbewust van de grote gevolgen voor iedereen? Het was die dag niet leuk. Met mijn moeder ging ik naar mijn opoe toe, waar ik altijd mocht luisteren naar de kinderliedjes die uit een kastje kwamen [radiodistributie]. Maar die kwamen niet, er kwamen wel allemaal tantes en die moesten steeds maar huilen. Zelf gingen ze wel ergens naar luisteren en moesten weer huilen. Toen mijn vader en oom ook binnenkwamen, vloekten ze he vig en gingen weer praten en huilen. Ze waren mij vergeten en riepen na een poos waar ik was, maar ik zat bang weggekropen onder de tafel, waar een groot kleed overheen hing. Ze pakten me op en zoenden me he vig! Ik hoorde ze praten over oorlog, maar wat is oorlog? Wat weet een kind van oorlog op die leeftijd? Breezand Een paar maanden na het uitbreken van de oorlog, verhuisden we van de Visstraat naar Breezand, naar een boerderij aan de Stoomweg waar we bij een boerenfamilie in een gedeelte van de boerderij mochten wonen. Het zou maar tijdelijk zijn heb ik la ter begrepen. Op mijn vijfde verjaar dag, oktober 1940, werd mijn zusje daar geboren. Onze behuizing was niet groot. Via de koegang, het was geen veebedrijf meer, kwam je in de kamerkeuken, waar we woonden. Eveneens via die koegang moest 138

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2012 | | pagina 20