in contact met een vijandelijk trans
portschip. In de nacht van 10 op 11
december werd driemaal gelanceerd,
maar helaas was het driemaal mis. Wel
werd de achtervolging van de Japanner
voortgezet, maar toen het licht begon
te worden werd die gestaakt. De 016
verdween weer onder water en zette de
tocht voort in de richting van de kust
ter hoogte van Kota Baru. Toen het
weer donker werd kwam de onderzeeër
weer boven en omstreeks 8 uur in de
avond kreeg men opnieuw een Japans
transportschip in zicht. Men bevond
zich tegenover de havenplaats Patani
aan de mondig van de gelijknamige
rivier en zag hoe het Japanse schip de
baai binnenvoer en voor anker ging. De
016 die elektrisch aan de oppervlakte
voer was eveneens de baai binnenge
lopen. Commandant Ltz. I.A.J. Bus-
semaker ontdekte tot zijn vreugde dat
er nog drie schepen voor anker lagen.
Wat een kans voor een aanval op de nog
steeds niets vermoedende vijand. De
onderzeeër werd 'in positie' gebracht en
vervolgens werden in snel tempo vier
torpedo's gelanceerd, op ieder schip één.
Alle schoten waren raak. Er volgden
vier heftige explosies en, aldus kwartier
meester De Wolf, drie schepen zonken
onmiddellijk. Voor de zekerheid werd
op het vierde schip nóg een torpedo af
geschoten, waarna ook het vierde schip
Cornelis de Wolf
("The story ofCor de Wolf",
A.P. Bussemaker. Dutchsubmarines.com.)
zonk. Grote vreugde aan boord van de
016, die zo snel mogelijk de baai ver
liet. Er is later wel twijfel geweest of dit
verhaal van De Wolf wel klopte, omdat
de getroffen schepen de Tosan Maru,
Sakura Maru, Asosan Maru en Ayata
Maru later in de oorlog toch bleken te
varen. De schepen waren wel degelijk
gezonken, maar nadien in de ondiepe
baai (9 a 11 meter) gelicht en, hoewel
zwaar beschadigd, gerepareerd en weer
in de vaart genomen.1
Het Japanse
mijnenveld voor
de zuidoostkust
van Malakka.
("Zij vochten op
de zeven zeeën",
K.W.L. Bezemer.)
De 016 zette koers naar het zuiden,
richting Singapore om nieuwe torpedo's
te halen. Overdag werd onder water,
's nachts met grotere snelheid, boven
water gevaren. Maar in de nacht van
14 op 15 december, terwijl de onder
zeeër zich even ten zuidwesten van
de Tioman eilanden bevond, ging het
fout. Toen de kwartiermeester De Wolf,
die de hondenwacht had om 12 uur 's
nachts op de brug kwam waren er al vijf
personen aanwezig: de commandant, de
eerste officier Ltz. I. Jeekel, korporaal
machinist Bos en de matrozen Van Tol
en Kruidenhof.
"Plotseling, het was omstreeks half drie,
een hevige klap; ik zie de boot ter hoog
te van de dekhuizen in tweeën breken,
een geweldige waterzuil vliegt de brug
over, gevolgd door een warme diesel-
lucht. De commandant en de oudste of
ficier trachtten nog het torenluik dicht
te trappen, doch dit lukte niet. De boot
zinkt binnen een minuut weg, daarna
lig ik te water. Verderop drijven de an
deren, ik zwem naar hen toe; als ik bij
hen ben zijn we allen bij elkaar, op de
commandant na. We roepen de com
mandant en krijgen antwoord, maar hij
kon niet bij ons komen, ik heb hem niet
meer gezien. Wij oriënteerden ons waar
wij waren en al vrij spoedig bleek het
dat wij, als wij naar de eilanden wilden
zwemmen, de maan links en de ster
rechts moesten houden. Zo zwommen
wij naast elkaar voort. Wij hadden onze
kleren al uitgetrokken, alleen Van Tol
had nog een klein jasje aan en kon dat
niet uit krijgen. Ik kon dit niet aanzien
en zwom terug om hem te helpen, het
geen gelukte.
Het begon te dagen; enkele ogenblikken
daarna zonk Van Tol weg. Heel aan de
kim ontwaarden we de eilanden; vaak
spoorde ik de mensen aan om verder te
zwemmen; omstreeks 8 uur zonk ook
meneer Jeekel weg. Ik vroeg aan Borst
en Kruidenhof of het goed ging en zij
antwoordden 'dorst.' Al beter en beter
onderscheidden we de bergtoppen van
de eilanden; de redding kwam mis
schien al spoedig. Een vliegtuig ging
104
Op een mijn gelopen
SENGGORA
"V-K PATANI
KOTA BARU
ALOR STAR T "y'.j-Aê,
f*HM6
..TIOMAN
SINGKEP
PAOANG