Een schilderij uit de collectie van het Rotterdams Scheepvaartmuseum 'Prins Hendrik' toont het gepantserde ijzeren ramtorenschip Zr. Ms. 'Prins Hendrik der Nederlanden (1865-?) in volle zeeDe twee afzonderlijk aangedreven schroeven maakten het schip voor die tijd wendbaar. Elk van de beide Coles-geschutstorens was uitgerust met twee stuks 23 cm getrokken Armstrong- voorlaadkanons. De al aangehaalde aanschaf van de 'Prins Hendrik der Nederlanden' werd in de jaren '60 en '70 gevolgd door de aanschaf/bouw van meer gepantserde ram(toren)schepen, rammonitors en kanonneerboten voor de (kustver dediging van Nederland en van Ne derlands Indië. Om de beschikking te kunnen krijgen over moderne ijzeren pantserschepen moest aanvankelijk nog een beroep worden gedaan op bui tenlandse particuliere werven omdat de faciliteiten voor de productie van gewalste pantserplaten in Nederland nog in onvoldoende mate beschikbaar waren. Het sinds 1998 te Willemsoord afgemeerde museumschip 'Schorpioen' (1868) was zo'n eerste generatie gepant serd ramschip en werd in Frankrijk bij de Société des Forges et Chantiers de la Mediterranée (La Seyne) gebouwd. De in de loop van de jaren '50 voor de algemene dienst in Nederland en in de koloniën beschikbaar gekomen houten en composiet schroefstoomschepen werden vanaf 1875 opgevolgd door volledig ijzeren schroefstoomschepen met houten dubbelhuid, le en 4e klasse. Voor de bouw van deze ongepantserde ijzeren schepen werd de capaciteit van de Rijkswerf Amsterdam ingezet maar ook werden aan twee particuliere scheepswerven opdrachten voor de bouw van ijzeren 4e klassers gegund. De sinds 1996 op Willemsoord verblij vende 'Bonaire'(1877) was een ijzeren schroefstoomschip 4e klasse, dat bij de Nederlandsche Stoomboot Maatschap pij (Fijenoord) werd gebouwd. Modernisering Tegen de geschetste achtergrond wer den in betrekkelijk korte tijd nieuwe ei sen gesteld aan de bouw, de uitrusting en het onderhoud van gepantserde en ongepantserde ijzeren schroefstoom schepen. De noodzaak om vernieuwin gen door te voeren op de Rijkswerven te Amsterdam en Willemsoord was daarmee overduidelijk. Amsterdam Al vroeg in de 19e eeuw was het technisch mogelijk geworden om de pompen van een gegraven droogdok met stoomkracht aan te drijven. Op de Rijkswerf te Amsterdam zijn echter nooit droogdokken gegraven zodat daar geen noodzaak ontstond om voor dat doel een stoommachine aan te schaffen. In plaats daarvan werd na 1840 gebruik gemaakt van particuliere houten drij vende droogdokken in de nabij gelegen Dijksgracht. Na een brand in 1844 werd een oude (van de lijnbaan afkomstige) 12 pk sterke stoommachine in de smederij geplaatst voor de aandrijving van onder andere draaibanken en boortoestel len. In die periode vond een algehele opknapbeurt plaats van de in verval geraakte werf, die tevens werd uitgerust met een artilleriewerkplaats, een blok- makerij en een kuiperij, die de gehele marine voorzagen. In 1861 kwam de mechanisering van de werf in een stroomversnelling met de plaatsing van een in Frankrijk aange schafte stoomzagerij, die overigens pas in 1862 met vertraging in gebruik werd genomen. In 1863 werd een spoorbaan aangelegd en in 1864 werd een stoom hamer geïnstalleerd. Rond 1867 werd een pantserinrichting/ pantserfabriek opgezet onder leiding van de in dat zelfde jaar aangestelde chef scheepsbouw, de marine-ingenieur BJ. Tideman. Tideman zou in 1873 benoemd worden tot hoofd-ingenieur adviseur van scheepsbouw en deze functie tot aan zijn overlijden in 1883 blijven bekleden. Gelet op de beperkte begrotingsmidde len werd niet ingegaan op het voorstel van Tideman om een ijzergieterij en/ of een zogenaamde Bessemerinrichting (voor de fabricage van staal volgens het Bessemer-procedé) in te richten. In plaats daarvan werden opnieuw in Engeland vlakke platen van gewalst smeedijzer aangeschaft, die op de Rijks- 95

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2012 | | pagina 13