eerst zeggen dat woensdag de tonnen
en bakens weer gelegd zijn. Ik denk dat
meer dan 200 schepen binnen zeilden,
zo het was hier niet dan Engels wat
men zag. Vrijdagmiddag zag men een
vaartuig met een witte vlag naar de
Bataafse vloot; de boodschap liet zich
makkelijk raden: 't was de overgaaf zelf.
Die dag hoorden we de uitslag niet. Het
scheen of de beide vloten zich tot de
slag gereed maakten. De volgende dag
zag men op de Bataafse vloot de Prinse-
vlag waaien. Men hoorde toen ook dat
het volk geweigerd had te vechten. Wij
waren blij dat het niet tot een slachting
van mensen en schepen gekomen was,
want omdat de Engelse macht voorlopig
zoveel groter was en zij alle toevoermo
gelijkheden hadden, terwijl de onzen
van alle hulp verstoken waren, zat er
niets anders als vernieling op.
Het was hier vol Engelsen, die ankers,
touwen en alles meenamen. Sommigen
gaven briefjes van hun hand, anderen
weigerden dit te doen, zo dat er vele
honderden bij zullen verliezen. Daaron
der Pruijt en Dogger, die door een touw
zeker 100 [guldens of stuivers?] schade
hebben.
Dinsdag 3 september werden alle kagen
geprest om honderd paarden, vijftig wa
gens en vijftig voerlieden naar Den Hel
der te brengen. Dit gaf veel droefheid en
velen werden hierdoor van haar bestaan
[levensonderhoud] beroofd. Maandag
werd dit uitgevoerd en woensdag de 3e
volgde een tweede rekwisitie van vijftig
paard en wagens extra.
Men kan niet geloven hoeveel volk hier
aan de wal was en wat er geslacht werd.
De winkels, de bakker, elk had het druk
en het was aangenaam dat ze betaalden
wat ze kochten.
Donderdag 5 september vertrokken
[notaris] Wentel, Pruijt, Hermanus
Kikkert, [schout] Reinbach naar Den
Helder om dat leven daar eens te zien,
en dat laat zich niet beschrijven: de
buurten moest je als een schip dat door
zee slingert zien door te kruipen, de
wagens, paarden en mensen gaat iedere
verbeelding te boven. Zelfs waren die
dag 1000 vrouwen aan de wal gekomen.
Mannen vrouwen lagen in de weg te
slapen, doch het was heel aardig dat 's
avonds 10 uur alles stil was en men vei
lig kon lopen. De logementen hielden
overdag de deur op slot en spaken voor
de vensters, omdat ze anders geen baas
in eigen huis zouden zijn.
Zaterdag 7 september vertrokken Pruijt
en Wentel weer naar Den Helder. De
ene om zijn touw en de andere om een
anker van de heer Tetroode Tetterode]
dat hier op de haven lag en waar de
kerel niet voor wilde tekenen toen hij
het aan boord had. Ze kwamen onver
richter zaken terug: hij die het touw had
was reeds het gat uit en die 't anker had,
was een slechte kerel die ieder van kant
dreigde te maken die erover sprak.
Die avond kwam er een Russische vloot
binnen en men hoorde dat de Prins aan
de wal gezet werd. Zondag hoorden we
dat het de Erfprins was [de latere Ko
ning Willem 1]. Dinsdag de 30e hoorden
we vanaf 's morgens 4 uur een sterke en
onophoudelijke kanonnade. De gepres
te vaartuigen moesten allemaal naar 't
Nieuwediep om het volk van de Bataaf
se vloot daar aan de kant te zetten, want
die vloot was reeds door de Engelsen op
de Reede gebracht. De officieren waren
op hun woord van eer ontslagen en de
matrozen namen alle dienst onder de
Erfprins, doch te land. 's Middags zagen
we een sterke brand die verscheidene
uren duurde. Later op een andere plaats
ook brand. Dit, en het gestadige ge
schiet, maakte ons zeer beklemd, doch
was niets bij het bericht in de namiddag
dat de Engelsen verslagen waren, dat
het grootste gedeelte der schepen reeds
naar zee ging en dat al het oorlogsvolk
met de kagen naar Texel kwam. Wie
kan de verlegenheid verbeelden waarin
men toen was. Een woeste hoop van
ruim vierduizend mensen, bijna geen
officier. Hemel, hoe kommerlijk was
toen onze toestand, want weerloos als
wij waren had men ons in een ogenblik
kunnen verpletteren: daar waren ook
enkele soldaten onder met geweren. Ze
werden in de haven ontscheept. De ker
ken en het weeshuis werden ontruimd,
't Werd avond eer ze het dorp naderden.
Dit was een trein, zo groot, als we het
hier nooit gehad hadden. Het ging ech
ter vrij goed: de kerk werd volgepropt,
doch velen hadden die dag geen eten
gehad en waren daardoor zeer onverge
noegd, scholden dat indien ze geen eten
kregen ze het dorp in de brand zouden
steken. Wij zijn echter die nacht ook
door gekomen en de volgende dag was
het inkwartiering. Wij kregen 5 man, de
meeste 4, ook wel 6. Aan de Burg heeft
men 12 tot 14.
De reden dat dit volk hier kwam was
dat de Engelsen met onze vloot vertrok
ken en daar het volk meest dienst geno
men had, moest het maar spoedig van
boord en toen meenden ze aan land te
komen, maar dat was mis. De Engelse
armee begeerde ze niet te hebben. Waar
toen met hen heen? De schepen wa
ren weg, toen werd het Texel. De heer
Berger [Leendert den Berger, 's Lands
opzichter] die toen op Den Helder was,
deed veel moeite die slag af te weren en
beschreef alle onheil die dat voor ons
eiland betekende, want waar anders alle
weken tien en meer kagen vanaf ver
schillende plaatsen naar hier gaan om
ons van het benodigde te voorzien, had
dit thans niet plaats omdat geen kaag,
waar hij kwam, weer terug mocht.
't Was hem bijna gelukt om die slag af
te weren!
Zaterdag de 14e september zag men op
de middag hier weer brand naar de Frie
se kust. Men vermoedde een vaartuig,
later bleek dat dit de hulk met olie was.
Zondag de 15e september [klonk] een
gestaag geschut aan Den Helder. Men
dacht dat het weer een begin van een
slag was, maar later hoorde men dat
Ridder York aan land gekomen was met
een aanmerkelijk getal Russenf Frede
rick, Duke of York was de Engelse opper
bevelhebber].
Dinsdag 17 september kwam bericht
van Boomsma en Aafje [uit Den Hel
der], helaas de enigen van onze familie
waar wij enig bericht van kunnen krij
gen. Hoe het met de Alkmaarse familie
zit, weten we niet. Dit drukt ons gewel
dig, wijl het schijnt Alkmaar veel zal
hebben te lijden. Boomsma schrijft dat
54