Het bloembollenbedrijf van G.B. de Vroomen met bedrijfswoning (voor de bedrijfsleider) en schuur aan de Middenvliet in 1946.
Collectie T. Slot.
ca 2000 schapen en zo'n 300 paarden.
Sommige boeren hadden een gemengd
bedrijf, in totaal was zo1 n 2000 ha in
gebruik als akkerbouw. De grond was
schraal (zanderig) en oneffen (veel nol
len), de waterhuishouding bepompte
niet optimaal.
De uitwatering vond plaats door middel
van gemaaltjes op de vaarten (vlieten).
Zomers was er veelal water tekort en
de kwaliteit van het via maalsloten
en greppels ingemalen water uit het
Noord-Hollandskanaal was veelal matig
(vrij zilt).
Naarmate het kunstmest gebruik toe
nam en de waterhuishouding verbe
terde, was uitbreiding van akkerbouw
meer en meer mogelijk. Toch bleef de
veeteelt nog tot in de jaren zestig van de
20e eeuw belangrijk, vandaar dat pas in
1963 de laatste melkfabriek (De Voor
uitgang) gesloten werd.
Bloembollen bedrijven
Sinds 1925 was hier in het Koegras, een
aantal bloembollenbedrijven gevestigd:
Eduard Nieuwenhuis aan de Langevliet
Fred, de Meulder aan de Langevliet
G.B. de Vroomen aan de Middenvliet
Guldemond aan de Rijksweg-Doggers
vaart
N. en J. Roozen aan de Doggersvaart
R Nelis Zn aan de Rijksweg
Op 15 tot 20 ha (bunders werden
voornamelijk hyacinten, tulpen, narcis
sen, krokussen, irissen, met soms wat
bijgoed zoals muscari (blauwe druifjes),
chionodoxa (sneeuwroem) en scilla
(sterhyacinten) geteeld. Grotendeels
bestemd voor export naar de U.S.A.,
Canada, Groot Brittannië, Duitsland en
andere landen. In totaal was er bij de
start zo'n 175 ha bollengrond in ge
bruik ten opzichte van nu (2011) meer
dan 1195 ha bij 51 kwekers.
(Ook nu zijn er verschillen in grootte van
bloembollenbedrijven, daarvan zijn de
beteelde oppervlakten 20-40 of 60 ha).
Deze bedrijven, van oorsprong uit „de
Zuid" ofwel Zuid-Holland afkomstig,
werden geleid door een bedrijfsleider
(zetbaas). Deze bedrijfsleider woonde
hier in een bedrijfswoning met zijn
gezin. Deze man werd wekelijks aan
gestuurd door een cultuurchef, dat was
een man die direct onder de directeur of
eigenaar vanuit de Zuid zijn orders gaf.
Daar alle werkzaamheden nog met
paarden en handkracht moest gebeu
ren, werkten er wel 20 tot 30 mannen
en jongens op zo'n bedrijf. De be
drijfsleider werd geassisteerd door een
voorman of landbaas voor het landvolk,
en een schuurbaas voor het binnenwerk
(bollen pellen, sorteren en verzendklaar
maken, met de nodige vrouwen die het
pelwerk verzorgden). Vanaf het rooien
en drogen van de bollen werd er gepeld,
dat gebeurde door huisvrouwen uit de
regio en soms door meisjes als vakan
tiewerk. Schooljongens werden meestal
73