Schepen afgemeerd
in de Buitenhaven
voor het comman-
dementsgebouw
("Paleis"). Aquarel
met dekwit over
schets in potlood,
170 x 282 mm.
J.C. Leich.
Gemeentearchief
Den Helder
catalogusnummer 7.
Tussen 1831 en 1872 wierf Nederland
3080 jonge mannen voor dienst in het
Oost-Indisch leger, deels slaven van de
Ashanti, die zich vrijkochten met een
voorschot op hun soldij.
Van de 'zwarte Hollanders', zoals ze in
Indië werden genoemd, sneuvelden er
weinig op het slagveld. Ruim de helft
bezweek tijdens zijn lange diensttijd
aan ziektes of verwondingen. Na het
uitdienen van hun contract bleef een
deel van de overlevenden op Java achter.
Vier- tot vijfhonderd oudgedienden
keerden terug naar huis. Een aantal van
hen vestigde zich op een heuvel achter
het Nederlandse kasteel St. George
d'Elmina, de 'Java Hill'.
Ook Jan Kooi ging terug naar zijn Afri
kaanse geboorteplaats, dat inmiddels in
Engelse handen was overgegaan. Zijn
naam duikt daar nog eenmaal op in de
doopregisters van de r.-k. parochie St.
Joseph. Op 30 mei 1886 fungeerde hij
als peetvader van Grace Maria Plange,
dochter van Jacob Plange en Arala Ya-
niba. Waarschijnlijk leefde Kooi verder
onder zijn oorspronkelijke naam.
Kunstschilder Leich schonk in 1883 het
levensgrote portret van Jan Kooi aan het
Koninklijk Koloniaal Militair Invaliden
huis Bronbeek in Arnhem. Daar hangt
het nog altijd. In dit tehuis dat bestemd
was voor invalide of bejaarde oud-mili
tairen uit het koloniale leger, verbleven
later ook enkele Afrikanen: Dirk van Es
en Louis Carré. Zij gingen samen met
Jan Kooi in 1870 het Indische avontuur
tegemoet, maar zwaaiden pas in 1888 af.
Lichamelijke gebreken
Leich stopte zijn werkzaamheden als
tekenleraar en plaatselijk tekenmeester
in 1888 'wegens 'lichamelijke gebreken'.
Kort daarvoor was zijn vrouw overle
den. Hij verhuisde naar Haarlem. Hij
nam afscheid zoals hij zich veertig jaar
eerder in Den Helder presenteerde, via
een advertentie in 't Vliegend Blaadje,
de voorloper van de Heldersche Cou
rant: 'Bij het verlaten van deze gemeen
te, roep ik allen een hartelijk vaarwel
toe en zeg ik mijnen vrienden en goede
kennissen dank voor de vele blijken van
toegenegenheid, in zoo ruime mate on
dervonden gedurende de 39 jaar, dat ik
in deze plaats ben woonachtig geweest.
L.C. Leich.'
Een hoogtepunt in zijn leven als direc
teur van de tekenschool was de toeken
ning van Prix de Rome in 1884 aan een
van zijn leerlingen: Jan Dunselman.
Die mocht samen met zijn medewin
naar Jacob van Looy een studiereis
van twee jaar maken naar Italië en
Spanje. Jan Dunselman kreeg later in
de rooms-katholieke kerkgemeenschap
grote bekendheid als religieus schilder.
De kruiswegstaties in de Petrus en
Pauluskerk in Den Helder maakte hij
toen hij 16 jaar was. Zijn bekendste
werk zijn de schilderingen in de St. Ni-
colaaskerk in Amsterdam. Zijn jongere
broer Jacob, óók een leerling van Leich,
werd eveneens schilder van religieuze
werken.
Leich, geboren in Den Haag op 7 au
gustus 1823, woonde en werkte in Den
Haag, Purmerend, Antwerpen, Nieuwe -
diep en Arnhem. Hij kreeg een schilder
en tekenopleiding aan de Akademie
voor Beeldende Kunsten in Den Haag.
Hij trouwde met de twaalf jaar oudere
Jacomina Visscher uit Amsterdam.. Zij
was modiste en dreef enkele jaren een
modezaak op de Laan in Den Helder.
Hun huwelijk bleef kinderloos.
Bronnen:
Zwarte Hollanders, Afrikaanse soldaten
in Nederlands-Indië, Ineke van Kessel,
KIT Publishers; Johan Coenraad Leich
door Jan Bremer in Levend Verleden,
juni 1998.
64