Heldendaden
Mogelijk trok de publiciteit over kor
poraal Jan Kooi de aandacht van Leich.
Boekhandel Wedding in Harderwijk
maakte reclame met een portret van
hem en een beschrijving van zijn hel
dendaden. Het Overveluwsch Week
blad interviewde hem. Uit het artikel
bleek dat Kooi op 31 januari 1878 het
leven van kapitein Binum had gered 'na
twee Atjehers te hebben afgemaakt, en
tien stukken geschut te hebben verna
geld onder 't vuur van den vijand'. Een
half jaar later was hij voor luitenant
Bijleveld in de bres gesprongen 'door
een met klewang en lans gewapenden
Atjeher te dooden'. Uit dankbaarheid
voor zijn redding schonk Bijleveld
hem 100 gulden. 'Verder mocht het
den braven Kooi den 26en April 1879
gelukken, met behulp van den korpo
raal Blik en den fusilier Jaap, beiden
mede Afrikanen, een aanval van den
vijand af te weren op een transport van
25 Europeanen en 65 kettinggangers,
die belast waren met het halen van
pisangboomen.'
De krant meldde voorts dat Kooi een
zeer gunstig uiterlijk had, uiterst be
schaafd was en in zuiver Nederlands
met de meeste liefde en achting over
zijn familie en zijn land sprak.
Europese naam
Kooi trad in 1868 in dienst bij het Afri
kaanse Werfdepot in Elmina in Guinea
(tegenwoordig Ghana). Ten tijde van
de VOC was dit een van de handels
posten van Nederland voor de handel
in goud, slaven en ivoor. Op advies van
generaal-majoor Jan Verweer kreeg hij
zoals alle andere nieuwe rekruten, een
korte, gemakkelijk uit te spreken, Euro
pese naam. Zijn moeder heette Essewa,
zijn vader Dinaba. Hij werd omgedoopt
tot Jan Kooi en onder die naam geregis
treerd in het KNIL-stamboek.
Samen met Dirk van Es, Louis Carré,
Gerrit Artz, Hendrik Mooi en Frits
Hoed werd Jan Kooi op 30 mei 1870
door het zeilschip Ternate opgepikt.
Tweeënhalve maand later arriveerden
ze in Batavia. Na hun opleiding in het
militaire kamp in Weltevreden konden
ze worden ingezet. Kooi vocht jaren
lang mee in de Atjehoorlog. Hiervoor
kreeg hij de Atjehmedaille 1873-1874.
Hij werd onderscheiden voor buitenge
wone krijgsverrichtingen in de periode
1873-1874. Tweemaal verdiende hij een
eervolle vermelding. En in 1878 werd
hij benoemd tot Ridder der 4e klasse
van de Militaire Willemsorde wegens
'verschillende militaire operatiën en
afzonderlijke gevechten in Atjeh' in het
eerste kwartaal van 1877. Hij was de
derde Afrikaan die deze hoogste on
derscheiding in het leger kreeg. Jan Tak
(1874) en Jan de Leeuw (1877) gingen
hem voor.
In 1882 liep het contract van Kooi af.
Met een bronzen medaille voor twaalf
jaar trouwe dienst vertrok de Afri
kaanse korporaal met het stoomschip
Celebes uit Batavia voor de thuisreis via
Nederland.
Huursoldaat
Afrikanen waren populair als huursol
daat, ook bij andere koloniale machten
zoals Engeland, Frankrijk en Portugal.
Ze waren goed bestand tegen het tro
pische klimaat, dapper, loyaal, onver
moeibaar, niet veeleisend en opgeruimd
van karakter. Nederland kampte met
een chronisch tekort aan mankracht
voor het koloniale leger. De VOC ron
selde voor het huurleger soldaten van
overal. Maar na Napoleon werd het
areaal waaruit kon worden geput, steeds
kleiner. De meeste Europese landen
voerden een nationale dienstplicht in.
Ze verboden hun burgers in vreemde
krijgsdienst te treden voordat ze hun
dienstplicht hadden vervuld. Vandaar
dat er langs de Goudkust van Afrika
naar negerrekruten werd gezocht.
Door het raam
van de tekenzaal
linksboven op de
eerste verdieping
van het KIM-
gebouw kon Leich
de schepen met
soldaten uit Oost-
Indïé de haven
zien binnenvaren.
63