"Aftogt der Engelschen en Russchen van de Helder in de Maand November in 'tjaar 1799" (J.A. Langendijk, collectie Regionaal Archief Alkmaar). men, die met de burgerwacht de gehele route van de grote zuidelijke Houtpoort tot aan het stadhuis afzetten. Er waren erepoorten, saluutschoten, vlaggen, de gebruikelijke poespas bij dergelijke gelegenheden. De Oprechte Haerlemse Courant van 23 april 1807 berichtte uitvoerig over het bezoek van 20 april. Lodewijk Napoleon werd o.a. vergezeld door de minister van marine Carel Hen drik VerHuell, de inspecteur-generaal van de waterstaat Jan Jansz. Blanken en de kolonel-ingenieur Krayenhoff. Na de gebruikelijke plichtplegingen en toespraken van ieder die maar enige bestuurlijke functie in en om Haarlem had, van openbare en kerkelijke func tionarissen, reisde koning Lodewijk 'onder de toezegging van aanstaande vrijdag te zullen wederkeren en alsdan alhier een langer verblijf te zullen hou den' de stad uit. Hij vertrok 'onder het gejuich van de menigte' (voor ambts dragers en journalisten is het omstaan de volk altijd de anonieme 'menigte') en het saluut van de gewapende macht en het garnizoen. In Beverwijk herhaalde zich het tafereel: erebogen, vlaggen en 'algemene deelneming in de vreugde en het geluk de gemeente te beurt gevallen'. De reis naar Den Helder Ook de beide bataljons gardejagers en de derde compagnie rijdende artillerie vertrokken uit Haarlem naar Den Hel der, waar de maarschalk van Holland, Johan Willem de Winter - de man die in 1797 bij Kamperduin de Bataafse vloot tegen de Engelsen verspeelde - al eind maart was gearriveerd om de kam pementen voor deze troepen in orde te maken. Op 21 april kwam de koning in Den Helder aan 'in goeden welstand'. Hij ging aan boord van het oorlogsschip 'Zoutman', dat het anker lichtte en met de koning wat ging spelevaren 'in de moeilijke doortogten van het Texelsche Gat in het gezigt der Engelschen'. Zijne Majesteit bezichtigde enige oorlogs schepen, uiteraard met 'de grootste nauwkeurigheid en heeft het scheeps volk ter hunner aanmoediging blijken zijner tevredenheid gelaten'. De koning bezocht de werken aan de Hondsbosse Zeewering, Callantsoog, de verschan singen van Kijkduin tot aan het Nieu- wediep en bekeek aan boord van een jacht de nieuwe oostelijke havendam die zich langs het 'Nieuwe Werk zich tot in de Zuiderzee' uitstrekte en 'op het oogenblik der eb eene aanzienlijke diepte in het Nieuwe Diep doet be houden'. Hij was zeer tevreden over de gunstige ligging van Den Helder als marine-standplaats, waar 'bij vervolg van tijd een magtig zee-etablissement' kon worden aangelegd. Te paard bezocht hij het kampement van de troepen. Na inspectie liet hij de artillerie, het voetvolk en het bataljon matrozen manoeuvreren. 'Zij vuurden met zeer veel snelheid en juistheid'. Ver volgens ging de koning naar 'de batterij op de reede' Kaaphoofd. De landartil- lerie vuurde met gloeiende kogels, en raakte reeds met de eerste schoten een vaartuig dat op de banken schipbreuk geleden had. VerHuell vergezelde de ko ning. De Winter leidde de manoeuvres op zee en in het kamp, 'zijnde desselfs verdiensten en ervarenheid in beide deze wapenen genoegzaam bekend'. Het gemeentebestuur stond voor grote problemen. Zolang de grote forten La Salie (Erfprins), Morland (Kijkduin) en l'Ecluse (Dirks Admiraal) nog niet gereed waren, had men de grootste moeite de Hollandse en Franse soldaten onder te brengen. Er waren niet genoeg kazernes en ook de inkwartiering bij 6

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2011 | | pagina 8