Koning, Keizer, admiraal, 1810
De ondergang van het Koninkrijk Holland
door W. Uitterhoeve, Nijmegen, 2010,
230 blz., 19.95 ISBN 978 94 6004 045 0
Tweehonderd jaar geleden maakte
de Franse Keizer Napoleon een einde
aan het Koninkrijk Holland (1806-
1810) en lijfde het in bij Frankrijk.
Deze annexatie voltrok zich niet van
de ene dag op de andere. Daarover
gaat het in dit boek.
Het verhaal begint met de komst
van Lodewijk Napoleon naar
Holland in 1806. Ons land
was in feite al sedert 1795 een
vazalstaat van Frankrijk. In
1805/1806 ging Napoleon een
stap verder in zijn systeem van
overheersing: aan het hoofd
van een aantal vazalstaten
stelde hij familieleden aan. Ons
land kreeg zijn jongere broer
Lodewijk Napoleon toegewezen.
Lodewijk Napoleon bleek, tot
aangename verrassing van de
Hollanders, maar tot ergernis
van zijn broer, helemaal geen
beroerde koning. Integendeel,
hij had het beste met de
Hollanders voor, hetgeen onder
meer betekende dat hij het niet
zo nauw nam met de blokkades
van de Engelse handel. Ook
leverde hij, naar de mening
van Napoleon, te weinig geld
voor de instandhouding van de
Franse troepen in ons land.
Napoleon vermaant zijn broer
regelmatig dat hij zich teveel gelegen
laat liggen aan zijn onderdanen. Hij
moet 'niet te goedaardig zijn en zich
niet laten overmannen door gevoelens'.
En passant krijgt hij ook nog te horen
dat hij thuis wat meer gedrag zou
kunnen vertonen zoals hij dat toonde in
zijn regeergedrag, want voor zijn vrouw,
stiefdochter van Napoleon, zou hij niet
zo (zacht)aardig zijn.
Wanneer tenslotte in 1809 de Engelsen
landen op Walcheren, Vlissingen
bezetten en een aanval doen op
de Franse vloot (bij Antwerpen)
is voor Napoleon de maat vol. De
briefwisseling tussen Napoleon en zijn
broer de Koning van Holland laten
op ondubbelzinnige wijze zien hoe
meedogenloos de Keizer kon zijn.
Hij beschuldigde zijn broer ervan dat
hij vergeten was dat hij een Fransman
is. En Holland, aldus Napoleon, is in
werkelijkheid niets anders dan 'de delta
van de grote Franse rivieren'. Blijkbaar
was in de ogen van Napoleon de Rijn
ook (alleen maar) een Franse rivier.
En dan komt het (spannende) verhaal
waar het eigenlijk in dit boek om
draait: Lodewijk Napoleon begaf
zich naar Parijs en probeerde uit alle
macht zijn koninkrijk te redden. Maar
uiteindelijk lukte hem dit niet. Hoe
Koning Lodewijk, admiraal VerHuell
en minister Roëll ook hun best deden
om het tij te keren, ze vochten voor een
verloren zaak. Eerst moesten Zeeland
en Brabant worden afgestaan aan
Frankrijk, maar al gauw werd dat
niet genoeg gevonden. Minister van
Oorlog Kraijenhof was echter niet
van plan Amsterdam zonder meer
over te geven aan de Fransen: hij liet
de stellingen rond de hoofdstad in
staat van paraatheid brengen. Toen
Napoleon dit hoorde reageerde hij
furieus met als uiteindelijk gevolg de
'inlijving' van ons land bij Frankrijk
(9 juli 1810). Lodewijk Napoleon
was kort daarvoor al gevlucht naar
Bohemen. Admiraal VerHuell
die oprecht gepoogd had in het
conflict tussen Koning en Keizer te
bemiddelen en ook wel inzag dat
de laatste zich als een dwingeland
gedroeg, koos tenslotte toch voor de
Keizer. Na het ontslag van admiraal
De Winter (wegens ziekte) werd hij
benoemd tot bevelhebber van het
Texelse eskader (29 april 1812). Als
zodanig heeft hij Napoleon trouw
gediend, zelfs tot na diens val. Pas in
1814 gaf hij de stelling Den Helder over
aan de nieuwe Koning Willem I. Hij
vertrok naar Parijs waar hij benoemd
werd tot inspecteur-generaal der Franse
marine en waar hij tot zijn dood (in
1845) bleef wonen.
J.T. Bremer
Uitgave Vantïlt, Nijmegen. ISBN 9789460040450.
34