stenen droogdokken konden worden
aangelegd, ondanks de aanwezigheid
van een moerassige bodem. Hij
bewees dit in Hellevoetsluis waar
naar zijn ontwerp een grote zeesluis
en twee belangrijke dokken werden
gebouwd (1802-1825). Hij haalde
zijn kennis uit studiereizen naar het
buitenland. In 1797 werd Blanken door
het Provinciaal Comité van Holland
uitgezonden om namens het gewest
een studiereis naar Noord Frankrijk te
maken, samen met de equipagemeester
J.P. Asmus van de marinewerf te
Amsterdam. Hoofddoel van deze reis
was het verzamelen van informatie
over de bouw en het gebruik van droge
dokken in de Noord Franse havens,
ten dienste van de aanleg van het dok
te Hellevoetsluis. Deze studiereis was
een soort industriële spionagereis en
moest onder volstrekte geheimhouding
geschieden. Later reisde hij ook naar
Hamburg, om waterbouwkundige
werken in Duitsland te bezichtigen.
Naast belangrijke waterwerken
bezochten Asmus en Blanken
modellenzalen, bibliotheken en diverse
andere instellingen. In Brest, waar vier
dokken lagen waarin linieschepen
door het getijverschil gedokt konden
worden, werd Blanken rondgeleid
door Franse ingenieurs. Deze reis was
van grote invloed op latere plannen en
memories waarvan er op het gebied
van waterbouw velen zijn versche
nen. Blanken bracht in 1797 verslag
uit van zijn reis, maar het duurde tot
1798 voor een regeringsbesluit was
genomen omtrent de aanleg van een
droogdok in Hellevoetsluis. Het werk
werd uitgevoerd onder toezicht van
een voorname commissie, waarvan
Christiaan Brunings, inspecteur van
de Waterstaat, voorzitter was. In 1799
had Blanken zitting in een commissie,
die een betere verdediging moest
onderzoeken van het eiland Texel en
het Nieuwe Gat, de toegangsgeul tot
het Marsdiep. Dit was de eerste keer
dat Blanken zich met de omgeving
van Den Helder bemoeide. Blanken
werd als deskundige in het vak van de
waterstaat door de keizer gelast zich
voornamelijk met marinezaken bezig
te houden. Tijdens de oorlog met
Engeland in 1804 vertrok Blanken met
twee gezanten naar Parijs om Napoleon,
toen nog eerste consul, voor te lichten
over de verdediging van Nederland, en
in het bijzonder over de havenwerken
in Den Helder. In oktober 1811 kwam
de Keizer persoonlijk naar Nederland
om de haven en de verdedigingswerken
te inspecteren. Hij werd vergezeld
door Jan Blanken die Napoleons volle
vertrouwen genoot. Blanken trad bij
decreet van 3 februari 1811 definitief
in Franse dienst als 'inspecteur-général
des ponts et chaussées'. Hij zou later ook
het Noord Hollands kanaal ontwerpen
ten behoeve van de zeescheepvaart
tussen Den Helder en Amsterdam. Jan
Blanken stierf op 83 jarige leeftijd in
Vianen. Bij raadsbesluit van 25 augustus
1931 is in de Helderse Geleerdenbuurt
de Jan Blankenstraat vernoemd naar de
beroemde ontwerper en bouwer.
Den Helder
Voor de stad Den Helder was het
niet onbelangrijk dat Jan Blanken
gecharmeerd was van deze plaats
waar hij maritieme werken wilde
aanleggen die met een goede
verdediging beschermd kon worden
tegen de Engelse vijand. Regelmatig
beschreef hij dit in zijn plannen aan
Koning Lodewijk Bonaparte en keizer
Napoleon in teksten als:
'Geen voorbeeld van een zoo
voortreffelijke zeehaven als deze, is
mij bekend, die derwijze zonder eigen
krachten ter bescherming hare veiligheid
heeft gevonden wordt, en in zulke
staat, der zelve uit een militair oogpunt,
beschouwende, mag men het gevoelen
niet verborgen laten dat het beter ware,
haar nimmer in den boezem des rijks
bezeten te hebben, of aldus te blijven
bezitten, om reden dat zij, zoals voorzien.
Aan koning Lodewijk Bonaparte
schreef hij in een adviesrapport over
Den Helder, Hellevoetsluis, Vlissingen,
Delfzijl, Brouwershaven, Zierikzee en
Veere, op 29 april 1808 onder andere:
'Dat de haven van het Nieuwediep
gelegen in de nabijheid der rede van
Texel, als de beste zoude dienen gekozen
te worden, om van dezelve te maken,
het grootste etablissement, dat het
Koninkrijk in de nabijheid der zeegaten
nodig heeft, om de binnenvallende
schepen van oorlog spoedig en
voldoende te kunnen repareren.
Tevens schreef hij: 'Om de gronden en
terreinen aan de westelijke zijde van het
Nieuwediep zoo veel doenlijk vrij en
ruim te houden, voor de aanlegging van
magazijnen, droge dokken, en werven,
tot de werkzaamheden en der gewone
en buitengewone maritieme diensten,
de welke hier dikwijls zo belangrijk zijn'.
Heeft Napoleon Den Helder het
Gibraltar van het Noorden genoemd?
Waar en onder welke omstandigheden
Napoleon gezegd zou hebben dat Den
Helder het Gibraltar van het Noorden
moest worden is onbekend en in de
openbare archieven niet terug te vinden.
De Franse keizer zag het noordelijkste
puntje vasteland van Noord Holland in
oktober 1811 voor het eerst en was toen
onder de indruk van de strategische
ligging en van de open verbinding naar
de Noordzee. Het is niet onmogelijk dat
hij deze woorden heeft uitgesproken
want de strategische plaats Gibraltar,
op een landtong omringd door de
zee, van waaruit men de toegang kan
controleren naar Atlantische Oceaan
zowel als Middellandse Zee, is zeker te
vergelijken met Den Helder van waaruit
de controle over het scheepsverkeer
naar Noordzee en Oostzee kan worden
geregeld. En omdat Gibraltar tijdens
zijn hele ambtsperiode in handen van
de Engelsen was, zijn aartsvijand tijdens
zijn leven, is het niet ondenkbaar dat hij
de woorden heeft uitgesproken dat hij
van Den Helder het Gibraltar van het
Noorden ging maken. De forten die hij
liet bouwen moesten ter bescherming
van de Helderse haven het Nieuwediep
een onneembare vesting maken, gelijk
aan de Rots van Gibraltar, dat waren
zijn plannen. Daarbij komt nog dat
men tijdens het opstellen van plannen
21