Jan T. Bremer klas, 't lokaal naast het hoofd, de heer A. Lever. Hij hield me een beetje bij zich in de buurt, denk ik. De anderen, meester Bommel, Bak, Riekwel en de dames Smith, Van der Fliert en Vonk waren oud-gedienden, die wisten wel hoe 't moest. Er was een piep-klein ka mertje voor het hoofd en verder niks. Als collega's spraken we elkaar op de mat in het halletje bij de deur naar het schoolplein, onder het toeziend oog van onze geëerbiedigde koningin, aan de wand. Er was géén koffie, géén thee, gewoon niks. Er werd nimmer verga derd. Niet over de rapporten, laat staan over nieuw in te voeren leerboeken, methodes of wat dan ook. Het hoofd en personeel zijn onder schooltijd niet te spreken. Na schooltijd eigenlijk óók niet. Alleen meneer Lever ontving wel eens een ouder in zijn kamertje. Maar nooit onder schooltijd.' Hoewel het een goede tijd was, echt contact was er niet. Daarvoor was het leeftijdsverschil denk ik te groot. Ty perend was dat de heer Lever hoewel hij mij tien jaar tevoren als leerling Jan Bremer in de klas had gehad, mij stee vast aansprak met U en als mijnheer Bremer. Oók onder vier ogen. Dat de heer A. Lever van zijn voornaam Al- bert heette kwam ik ook toen pas aan de weet toen ik een keer bij hem thuis kwam. Een jaar na mijn benoeming als aardrijkskundeleraar aan het Chr. Lyceum te Alkmaar ging de heer Le ver met pensioen (21 december 1957). Kort daarna vertrok het echtpaar Le ver-Brouwer naar het meer centraal gelegen Amersfoort. Amersfoort Over de jaren daar schreef hun oudste zoon onder meer: 'Moeder bleef vooreerst wekelijks in 'Trouw' schrijven en was ook nog actief in de NCVB. Vader sloot zich direct bij de AR-kiesvereniging van Amersfoort aan en werd er al spoedig voorzitter van. Hij werd voorts secre taris van het bestuur van de christe lijke onderwijsinstelling voor sociaal werk, de 'Jelburg' in Baarn en werkte tevens voor de 'Stichting Evangelisch herstel en Opbouw', het landelijk over koepelend orgaan voor het gerefor meerde jeugdzorgdwerk, dat eveneens in Baarn gevestigd was. Hij verzorgde daar de financiële zaken en had met de organisatie te maken.' Toen mevrouw Lever 70 jaar werd verscheen er een uitvoerig interview in 'Trouw'. Hierin wordt verteld dat ze onder de naam 'Lydia' begon te schrij ven in het 'Friesch Dagblad' toen ze nog maar kort in Den Helder woon de (26 april 1924). Daarna kwam ze terecht bij 'De Standaard' (1939) en ten slotte in 1945 bij 'Trouw', waar ze wekelijks een bijdrage leverde aan de katern 'Trouw voor de Vrouw'. 'Ik heb honderden lezingen door het land ge houden, vooral over literaire onderwer pen, want naar de literatuur ging mijn hart toch uit'. Schrijfster van romans is mevrouw Lever niet geworden, maar wel van drie kinderboeken en over de duizend artikelen, die vooral de vrou wen met graagte hebben gelezen Uit die artikelen is destijds nog een boek ontstaan: "Wij vrouwen van vandaag" ...Zo groot was de belangstelling dat het boek weg vloog. In één maand beleefde het drie drukken. Later is nog een vier de druk verschenen. Ten slotte Bij hun vijftigjarig huwelijk in 1971 las de jongste zoon Hans een paar ver zonnen krantenstukken voor. Enkele daarvan wil ik u niet onthouden: Wij spraken met een, nu reeds gerui me tijd gepensioneerd, lokettist van de Spoorwegen. Op onze vraag of hij zich de heer en mevrouw Lever nog kon her inneren, zag hij ons verrast aan. Hij re ageerde met een spontaan: "gut, had ze een manDie ging nou eeuwig en altijd op d'r eentje op stap. Pittig mens, dat wel! Maar voor ons achter het loket een levend raadsel. Vaak kocht ze tweemaal per week een kaartje. Voor de vreemd ste uithoeken van het land soms. Wat ze daar uitspookte mag Joost weten. En, je mag het geloven of niet: altijd bleef ze een nacht weg. En toch zag ze er dege lijk uitNou, die man liever dan ik!" De eigenaar van een bekende Helderse sigarenzaak straalde bij het horen noe men van de naam Lever. "Man, wat die een sigaretten opgerookt heeft in zijn leven Zelfs ik hield mijn hart er wel eens bij vast. Kocht vaak sloffen te gelijk. Een omzet dat ik in die tijd had. Ik zeg het nog vaak tegen die huidige angst-rokers met hun Meinsma-frus- traties: meneer Lever, dat was nog eens een echte onverschrokken doorroker. Kom daar vandaag nog eens om. Een voorbeeld voor de jeugd van vandaag. Mocht je hem nog eens ontmoeten, doe hem de groeten. Ja, hij zal mij zijn ver geten...!" Aan de buitenhaven troffen wij de schipper van de Urk 1926. Gebogen over het lijvig bezwaarschrift van zijn kerkeraad. "Ja, meester Lever, nou of ik die heb gekend. Heb er bij op school gezeten. Jaren en jaren. De Rehoboth- school. Wij Urkers hadden het daar uit stekend naar onze zin. Bleven er graag en veel zitten. Van geleerdheid moesten wij in die jaren ook al niet veel hebben. En vandaag zie je waar dat allemaal op uit loopt. Fijne meester, die meneer Lever. Wel streng. Ik herinner me nog als de dag van gisteren hoe zijn jong ste zoon eens een ongenadig pak op z'n broek kreeg. Voor het forum van de hele school. Ik wed dat die knul het nog voelt. Maar als je het mij vraagt, dan had hij achteraf bezien toch beter zijn oudste zoon eens onder handen kunnen nemen. Wat die tegenwoordig allemaal niet durft te beweren. Hier, lees ons Ur- ker gravamen*. Al dat evolutie-gedoe en die schriftcritiek, die mot je d'r al jong uitslaan". (*gravamen: bezwaar tegen de kerk leer) 262

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2011 | | pagina 12