In roomse kring maakt de naam van
Jan Dunselman snel opgang. Het ka
tholieke leven bloeit op na de in 1853
herstelde bisschoppelijke hiërarchie.
De tijd van de schuilkerkjes is voor
bij. Overal worden kerken van allure
gebouwd en de interieurs worden ver
sierd met ornamenten, beelden, reliëfs
en wandschilderingen. Kerken in Ab
coude, Amsterdam, Den Haag, Hilver
sum, Hoorn, Hippolytushoef, Lisse,
Medemblik, Nijmegen, Noordwijk,
Roelofarendsveen, Rotterdam, Schie
dam, Spierdijk, Ulvenhout, Voorhout
en Zaandam willen werk van hem.
Grootste opdracht
In 1891 krijgt hij zijn grootste op
dracht: het maken van kruiswegstaties
voor de St. Nicolaaskerk tegenover
het Centraal Station in Amsterdam.
Hij doet er zeven jaar over en het le
vert hem 12.000 gulden op, geschon
ken door een weldoenster van de
kerk, mevrouw G. Schmidtz. Als doek
gebruikt hijlinoleum, verstevigd
met een houten spanraam. Door op
de ruwe juten achterzijde te schilde
ren krijgt de frescoachtige afbeelding
het gewenste matte effect.
In 1898 worden de kruiswegstaties
ingewijd. Iemand die als kind deze
plechtigheid meemaakte, herinnert
zich het volgende: 'Mijn vader ver
telde dat Dunselman's zuster Veronica
voor haar naamgenoot (zesde statie)
geposeerd had - zijn moeder was de
moeder Maria onder het kruis, zijn
vader de man die Christus ten grave
droeg (veertiende statie). Al was ik
pas zes jaar, deze uitleg heeft indruk
op mij gemaakt.'
Behalve de kruiswegstatie neemt
Dunselman nog tal van muurschil
deringen in de St. Nicolaaskerk voor
zijn rekening: de vier evangelisten,
een aantal profeten en kerkleraren,
engelen tegen een gouden achter
grond, historische scènes uit het
Oude en Nieuwe Testament of uit
de levens der heiligen. En ten slotte
beeldt hij drie verhalen uit over de ge
schiedenis van het Mirakel van Am
sterdam, de geschiedenis van de Mar
telaren van Gorcum en het leven van
St. Nicolaas, de patroonheilige van de
kerk en van de stad Amsterdam. De
St. Nicolaaskerk is het levenswerk van
Dunselman; het neemt hem dertig
jaar in beslag.
'Nooit een zonde begaan'
Het interieur is tien jaar geleden in
oude luister hersteld. De restaurato
ren Wil Werkhoven en Rob Bremer
kenschetsten het werk van Jan Dun
selman vooral als bijzonder vakkun
dig. 'Hij was erg goed in handen en
koppen. We kwamen steeds bekenden
tegen: vaak verwerkte hij zijn buren
en familieleden in de grote scènes.
Van sommige gezichten straalt de
devotie af. Die mensen hebben nog
nooit een zonde begaan, die komen
zo in de hemel.'
Kunsthistoricus Jan Kalf noemt
Dunselman in 1901 'de beste onder
onze religieuze schilders...Zijn werk
is niet, als van Derkinderen, dat van
een wijs denker en groot kunstenaar,
het is van een innig vrome en van een
goed schilder.'
Gerard Brom, cultuurhistoricus en
katholiek emancipator, beschouwt
in 1933 het werk van Dunselman als
'een grote sprong' vooruit in vergelij
king met de 'ondragelike knoeierijen'
in de bonte kerken uit die tijd. Het
werk is ernstig, gedragen, toegewijd
en neigt, in overeenstemming met
de eredienst, naar het monumentale.
Zijn nauwkeurigheid gaat echter ook
gepaard met 'een zekere droogheid
die aan verveling grenst'.
Bijna identiek aan de kruiswegsta
ties in de St. Nicolaaskerk zijn de
uitbeeldingen van het lijdensverhaal
in de Bonifatiuskerk in Zaandam.
Die schildert Dunselman met tus
senpozen, al naar gelang er geld voor
is, tussen 1904 tot 1913. Ook hier
voor gebruikt hij linoleum. Zodra er
een statie klaar is, brengt hij die met
paard en wagen vanuit zijn atelier
over naar Zaandam.
Aankleding en entourage moeten
historisch verantwoord zijn, vindt
Dunselman. Hij bestudeert oude wa
penrustingen en in zijn atelier heeft
hij een collectie kleren om zijn mo
dellen uit te dossen.
Roeping
In een van de jaarverslagen van de
Katholieke Kunstkring 'De Violier'-
Jan Dunselman is betrokken bij de
oprichting hiervan in 1901 - vertelt
de schilder hoe door de opdrachten
voor kruiswegstaties de kerkelijke
kunst z'n levenswerk werd. 'Het zat
me reeds vroeg in het bloed. En later
is 't me een behoefte geworden in de
bijzonder de christelijke kunst te be
oefenen. Deze is mijn levenstaak, ja.
misschien wel..m'n roeping.
'Een kerkschildering is vóór alles een
gebed. Kerkelijke kunst heeft een ho
ger doel dan versiering. Men mag de
kerkelijke kunst niet beschouwen als
weelde of als uiting van praalzucht,
neen! Men moet er het nuttige van
inzien, omdat van de kerkelijke kunst
een groote kracht kan uitgaan, die de
geloovigen voortdurend moet herin
neren dat zij schepselen Gods zijn en
daarom verplicht Hem te eeren en te
loven. Een kunstenaar die zijn kunst
in dienst wil stellen van de Kerk,
moet zelf als doordrongen zijn van de
groote waarheden van ons geloof en
al wat er mede verband houdt, en hij
moet roeping hebben.'
Over zijn werkwijze vertelt Dunsel
man: 'Moet ik een schildering maken,
dan poog ik allereerst den grondvorm
en de architectuur van het gebouw
te begrijpen en in harmonie met de
architectuur denk ik me dan de op
gave. Langzaam ontwikkelt zich de
opzet. Schets na schets komen in de
kleine boekjes die ik steeds bij me
draag, totdat volledige studies kunnen
worden aangelegd. Wanneer heel de
samenbouw is ontworpen en in kleur
en vormduiding gebracht, worden
de onderdelen uitgewerkt. Dan eerst
worden de schetsen gemaakt naar het
239