ding van de vloot. In dit gesprek had
Smidts toegezegd "in het geheel geen
antimilitarisme met de militaire cate
chisanten te behandelen, omdat een
dergelijk onderwijs bij jongelui van
die leeftijd tot een mogelijke levens
houding of daad zou kunnen voeren,
waarvoor en waarvan hij door hun
jeugd de verantwoordelijkheid niet
zou kunnen overzien".
Ds. Janssen nam toen genoegen met
dat antwoord. Maar na de ingezon
den brief over de 'Groote parade'
betwijfelde hij of de adelborsten nog
wel vertrouwen konden hebben in
een leidsman die in de krant schreef:
"Voelt gij niet, dat alle militaire ver
tooningen een aanklacht zijn tegen
het Christendom?" De vlootpredikant
wees erop dat de adelborsten zich
hierdoor in nauw gedreven kunnen
voelen; ze krijgen immers bevel om
aan de parade deel te nemen. Zouden
ze zich hieraan onttrekken, dan wor
den ze gestraft.
Ouders
In de discussie met Janssen nam
Smidts niets van zijn woorden terug,
zodat het verschil van inzicht bleef.
Om uit de ontstane impasse te ko
men, besloot de kerkenraad de ouders
of voogden van de adelborsten te
informeren over de standpunten van
ds. Smidts als lid van 'Kerk en Vrede'.
Immers, de ouders bepalen of hun
kinderen godsdienstonderwijs krijgen
en zo ja bij welk kerkgenootschap of
bij welke predikant.
Uit de reacties op de ouderbrief van
de kerkenraad bleek dat de ouders
geen bezwaar maakten tegen de ca
techisatielessen van vredespredikant
Smidts. Eentje liet het oordeel over
aan de commandant van de adelbor
sten, EJ. Heeris.
Op 5 januari 1932 kwam de vlootaal-
moezenier opnieuw naar Den Helder
met een boodschap van de minister
voor ds. Smidts en de commandant
van het Koninldijk Instituut voor
de Marine: de adelborsten mochten
de doopsgezinde catechisaties weer
volgen. De kerkenraad besloot hier
van kort melding te maken in de
Zondagsbode van de doopsgezinde
broederschap en in de Heldersche
Courant. Onder het kopje "Conflict
geëindigd" schreef de krant: "Naar
wij vernemen is het conflict van de
Marine-autoriteiten met Ds. Smidts
hiermede geëindigd, dat het catechi
satieverbod voor adelborsten door
den Minister van Defensie is inge
trokken en deze catechisatie weer
voortgang heeft."
Vrijheid van godsdienst
Voor zijn optreden in de zaak van ds.
De Koe als in die van ds. Smidts werd
de minister door de Kamer te ver
antwoording geroepen. De minister
van Marine had in 1899 niet alleen
de Synode van de Hervormde Kerk
ingeschakeld; hij had ook de marine
schepelingen de toegang tot de Nieu
we Kerk ontzegd en de adelborsten
verboden godsdienstonderricht bij ds.
De Koe te volgen. Het Kamerlid A.P.
Staalman (Anti-Revolutionaire Partij)
uit Den Helder protesteerde hier fel
tegen. Hij pleitte voor volkomen vrij
heid van godsdienst en het verbreken
van elke band tussen de staat en welk
kerkgenootschap dan ook.
Staalman kon zich voorstellen dat de
officieren geprikkeld waren door de
predicatie van De Koe, maar van bele
diging was volgens hem geen sprake.
"Zij trachtten het zwijgen op te leg
gen aan wie hun de waarheid zeggen.
De regering moest dit niet met haar
gezag dekken; allerminst waar het een
godsdienstoefening geldt."
Volgens minister Roëll was er wel
degelijk sprake van belediging van
de marineman. Hij had maatregelen
getroffen, "omdat hij niet de woorden
wil sanctioneren van een voorganger
die van grote minachting voor de
marineman blijkt geeft." Het onttrek
ken van de adelborsten aan het gods
dienstonderwijs van De Koe gebeurde
in overleg met de ouders, aldus de
minister.
Het ontzeggen van de toegang tot de
diensten van De Koe betekende voor
lopig het einde van de kerkparade.
De Koe was daar niet rouwig om,
want "die malle kerkparade", zoals
hij zei, stuitte hem tegen de borst.
"Wie in enigszins zuivere geest naar
't bedehuis gaat, die laat dat niet voor
zich uit trompetten. Kerk gaan is ook
voor 'n militair een zuiver particuliere
zaak."
Ook het Kamerlid Staalman pleitte
voor het afschaffen van de kerkpara
de. De minister voelde daar niet voor.
Toch berichtte 't Vliegend Blaadje op
11 november 1899: "Naar wij verne
men zal de zoogenaamde kerkparade
van de schepelingen der Marine niet
meer plaats hebben."
En daarmee kwam een einde aan een
langdurige traditie, waarbij zeemili
ciens en adelborsten zondagsmorgens
vanaf het Nieuwe Diep door tamboers
en pijpers van de stafmuziek werden
opgehaald en onder begeleiding naar
de kerk werden gebracht. De marine
commandant verplichtte degenen die
Dominee Anne de Koe.
197