vond, werd als sluikwaar beschouwd.
Op dat "onvrije territoir'mochtengeen
magazijnen worden neergezet, goede
ren worden opgeslagen en geen bedrij
ven, fabrieken, of molens worden opge
richt zonder uitdrukkelijke vergunning
van de Koning.
Na het vertrek van de Fransen bleef
dit "onvrije territoir" gehandhaafd,
vooral onder druk van Amsterdam
dat nog altijd bang was voor concur
rentie van Nieuwe Diep.
In 1822 werd een wet van kracht die
alle besloten steden en forten van dit
verbod vrijstelde. Daar zou de strenge
militaire controle smokkel wel on
mogelijk maken. Het gold echter niet
voor Helder. Dat werd pas in 1844
als vestingstad aangewezen. De han
delsbeperkingen zouden worden op
geheven. Amsterdam bleef zich daar
tegen verzetten. Nieuwe Diep werd
pas in 1851 tot vrije laad- en losplaats
verklaard. Toen kon de haven gaan
groeien.
Tijdens het graven van het Groot
Noordhollandsch Kanaal werd door
gewerkt aan werf en droogdok, het
kanaal er omheen en de Binnenhaven.
In september 1822 werd de werf, door
de regering in 1819 voor het eerst
aangeduid als Willemsoord, door
Waterstaat overgedragen aan de Ma
rine. Het "Nieuwe Werk" kon worden
ontmanteld.
In feite kwam er in 1822 een einde
aan ruim 40 jaar grote waterstaats
werken aan het Nieuwe Diep. De
polderwerkers konden vertrekken,
of moesten zich omscholen. Er was
werk op de marinewerf, maar dat was
andersoortig. Bij de ligplaats bleef
behoefte aan vletterlieden en sjouwer
lieden.
Na de opening van het Groot Noord
hollandsch Kanaal (1824) kwam er
steeds meer werk aan de haven. Naar
gelang er meer schepen moesten wor
den binnengeloodst, werd het zoge
naamde "vletteren" steeds belangrij
ker. Die vletterlieden zorgden ervoor
dat een uit zee komend volgetuigd
zeilschip veilig aan de kade kwam. En
vletteren bracht meer op dan vissen.
Dat laatste kon altijd nog.4
"Stroodorp"
Al snel kreeg het 'eerste' Nieuwstad de
bijnaam "Stroodorp". De polderwer
kers gingen met hun gezin altijd zo
dicht mogelijk bij hun werk wonen.
Bij de aanleg van "Het Nieuwe Werk"
woonden ze -het is reeds gememo
reerd- aanvankelijk aan boord van
de Zoutman, later op het terrein van
deze kielplaats. De omstandigheid dat
er de eerste twintig jaar werd gewerkt
op en in het wad, maakte andere huis
vesting feitelijk onmogelijk.
Er werden bergen werk verzet: de
leidammen werden aangelegd, de ha
ven werd verder uitgediept, de laatste
havendam geheel voltooid vanaf "Het
Nieuwe Werk" tot aan het Wierhoofd
en een begin gemaakt met de bouw
van "Fort du Nieuwstad", met de werf.
Voor al dit werk was veel mankracht
nodig. De polderwerkers konden
mooi dicht bij hun werk gaan wonen,
op de Schootervlakte, een droge,
openbare zandplaat tussen de oude
sluisdijk, de Linie van de "Nieuwe
Stad'en de havendam in aanleg.
Wanneer de eerste bewoner zich
achter de Linie van de "Nieuwe Stad"
vestigde, is vooralsnog onbekend.
Misschien al kort na het gereedko
men van die Linie. Er waren in dit
gebied al wel troepen gelegerd van de
Franse bezetter. Misschien Kozakken,
aangezien het gebied in de volksmond
niet zonder reden "Moscou" zal zijn
genoemd.
Op de kadasterkaart uit 1827 is te
zien dat er toen in Nieuwstad, in de
latere Visbuurt, maar ook bij "Het
Nieuwe Werk", waar in 1800 Fort
Oostoever werd gebouwd, al een aan
tal onderkomens stond.
Schoolmeester Dirk Dekker beschrijft
deze onderkomens in 1875 als volgt:
"Zie toch eens, wat zonderlinge hut
ten! Deze is van zoden met een rieten
dak, ginds is er een die geheel uit riet
en stroo bestaat. Hier staat eene wo
ning die het midden houdt tusschen
schuit en huis. Eerst was ze werkelijk
een open modderschuit, maar toen ze
oud en lek werd heeft men ze op den
wal gehaald en van een dak voorzien
met raampjes er in. 't Geheel is nu
waarlijk een paleis onder de woningen
van "t Stroodorp'. Even verderop staan
nog eenige hutten die gedeeltelijk van
planken zijn samengesteld. Dat is eene
weelde, die zich niet vele van de werk
lieden veroorloofd hebben."
De woonsituatie van de polderwer
kers was niet uniek. Overal waar ze
met hun gezin neerstreken waren in
het begin slechts tijdelijke onderko
mens. Ze bouwden hutten van plag
gen of planken en bedekten die met
stro. Vandaar de naam "Stroodorp".
Uit die tijdelijke verblijfplaatsen
ontstond bijna altijd de latere, perma
nente bebouwing.
In 1823 werd, met behulp van pol
derwerkers uit Nieuwstad, het Hel-
dersch Kanaal gegraven. Daarmee
was de vaste verbinding tussen de
latere Visbuurt en het Nieuwe Diep
verbroken. Die verbinding werd in
1843 hersteld door de bouw van de
"magere brug"(thans Botbrug), in het
verlengde van de Nieuwstraat.
Na de opheffing van het "onvrije ter
ritoir" was Helder een grote handels
haven geworden en Dekker vond dan
ook dat "Stroodorp" daar eigenlijk
niet bij paste. Dat moest maar met
de grond gelijk gemaakt worden en
plaats maken voor een nieuwe stad.
Na 1851 ontstond gebrek aan vletter
lieden. De bewoners van "Stroodorp"
werden vletterman, maar er kwamen
ook nieuwe arbeidskrachten van el
ders, bijvoorbeeld zeelui van Texel en
Wieringen.
Tussen 1818 en 1840 nam de be
volking in Helder toe van drie- tot
negenduizend. Dit stond los van de
visserij. Vissen was een marginale be
zigheid geworden. Hoe meer werk de
haven en andere zaken, zoals de bouw
7