«y:
zenier zijn persoonlijke gevoelens
de vrije loop laat: 'De heer Serrarens
maakte heel ons feest tot een reuzen-
fiasco door een tint, nog rooder dan
de inkt waarmee ik dit neerschrijf, en
minstens even rood als de schaamte-
kleur op m'n gelaat, wanneer ik daar
aan terugdenk.
'Die man moest een feestrede houden
en begint met een waarlijk mooi ge
luid. .doch ik trek al een zuur gezicht
als hij nog geen tien woorden gezegd
heeft en geestig wil zijn met een be
spotting van den Nederlandschen
Leeuw, die toen de oorlog uitbrak, op
z'n achterste poten ging staan, enz. Hij
begint verder het heele leger af te bre
ken, met verbazend veel overdrijving,
en generaliseering.
'De minister moppert..en ik vraag
een paar keer aan Evers (hoofdaal
moezenier van de Landmacht): 'Wat
zal ik doen?' Evers echter zegt niets,
doch hangt achterover, sarcastisch
glimlachend (ik had juist gehoord dat
de minister en Evers beiden het eens
aan den stok gehad hebben met Serra
rens, als voorzitter van den R.K. Bond
van Dienstplichtigen, en 't lijkt wel of
Serrarens eens goed de waarheid wil
zeggen). Ik zit in tweestrijd..totdat de
minister ineens zegt: 'Als hij zoo door
gaat, ga ik weg.'
'Ik sta op en ga naar de katheder, doch
wil den spreker nog sparen, en de
stemming niet bederven, door hem
in 't voorbijgaan te zeggen: 'Schei als
jeblieft uit, want de minister zegt dat
hij heengaat, wanneer U zoo door
spreekt. Dan ga ik quasi naar de
lampen kijken op het tooneel en hoor
natuurlijk de spreker niet en veron
derstel dat hij dus in anderen geest zal
spreken, maar jawel..ik kom het to
neeltrapje weer af..en daar staat juist
de minister op, zeggend: 'Mijnheer
Serrarens, U gaat te ver. Ik kan U niet
langer aanhooren. Ik ga weg.'
'Luitenant Luyckx houdt den minister
nog tegen en zegt Serrarens het woord
te zullen ontnemen, maar het ant
woord is: 'Ik blijf hier geen oogenblik
langer' en daar gaat hij heen, gevolgd
door Evers. Ik natuurlijk gauw mee
om hem uit te laten en excuus aan te
bieden..en achter me komt meteen
een heele streep van goud wegvloei
end onder sabel- en sporengerinkel.
'Als het niet zoo vreeslijk was, zou je
er om lachen, en er een kluchtspel op
fabriceren: 'Hoe hij kwam, en hoe hij
ging!' Maar de minister was razend en
aan de deur vroeg ik hem in de Be
stuurskamer te gaan. 'Neen, ik ga weg.
U kunt er niets aan doen.'
'De vergadering zoo feestelijk begon
nen, eindigde als een rouwstatie. Bah!
Wat een moeilijk einde van zóó'n keu
rig feest. Eén troost is het: dat ik iets
heel buitengewoons heb meegemaakt,
dat me nooit meer overkomen zal.'
Personalia
H.J.M.M. Alink, geboren op 10 ja
nuari 1886 in Amsterdam, wordt op
15 augustus 1910 tot priester gewijd.
Hij assisteert vier maanden in Voge
lenzang en werkt daarna drie jaar als
kapelaan in Waddinxveen. In 1913
benoemt de bisschop van Haarlem,
mgr. Callier, hem tot kapelaan in Den
Helder. Er zijn dan twee predikanten
werkzaam bij de Marine: ds. C.J. War
ners en ds. H. Buiskool. Minister H.
Colijn pleit bij de bisschop voor de
aanstelling van iemand die de gees
telijke zorg op zich kan nemen van
het roomsche vlootpersoneel. 'Ik zou
verheugd zijn, indien het mogelijk
was te maken dat ook onze jongens
uit onze positief christelijke gezin
nen zich voor de dienst op de vloot
gaven. Maar ik durf daarop onder
de tegenwoordige omstandigheden
niet te hopen. De geest van het vloot
personeel is op het ogenblik in haar
geheel eerder bezield door een anti
christelijke, een aan het Christendom
vijandige geest.'
Kort na de mobilisatie wordt Alink
belast met de geestelijke zorg voor de
militairen bij land- en zeemacht. Op
13 juni 1918 wordt hij benoemd tot
vlootaalmoezenier, maar het duurt tot
20 mei 1921 voordat de basis wordt
gelegd voor het huidige instituut van
geestelijke verzorging op de Vloot.
Alink blijft vlootaalmoezenier tot
1934. Dan wordt hij benoemd tot
pastoor van de parochie O.L. Vrouwe
Altijddurende Bijstand in Amster
dam. In de tuin van zijn pastorie aan
de Chasséstraat overlijdt hij op 16 mei
1947 aan een hartverlamming. Het is
zijn laatste wens dat op zijn bidprentje
de volgende tekst wordt afgedrukt:
'Voor het oog van de mensen heb ik
eervolle jaren als Vlootaalmoezenier
doorgebracht, maar niemand kan
beter weten dan ik zelf, hoeveel beter
ik alles had kunnen en moeten doen
in het oog van God.'
Mr. J.B. Bomans, geboren op 11 mei
1885 in Amsterdam en in 1905 be
ëdigd als tweede luitenant der Militie
bij het 44e Regiment Infanterie te
Leiden, begint in 1913 een praktijk
als advocaat in Haarlem. Bij het uit
breken van de Eerste Wereldoorlog
wordt hij gemobiliseerd. Via Hilver-
U.K, MARINEWEtlteUD
St. Christophorus, de patroonheilige
van de R.K. Vereeniging van Marine-
Personeel. Die wordt in 1916 opgericht.
De naam is bedacht door mr. Bomans.
Tot 1934 verschijnt onder deze naam ook
het R.K. Marine-weekblad.
80
SE
«EtHltN
zohrnep
ClIlH fEN
t;>e«r
cuBthn
ZONOtl)