■I -I want ze zijn bijna allen in de Hoog mis van de andere kerk (Petrus en Paulus). De schapen loopen hun herder niet erg hard na. Dat is op zich genomen niet zoo verschrikkelijk, maar ik wilde zoo gaarne dat ze op zulke dagen, wanneer allen roomsch zijn (om vrijaf te hebben) een specia- len preek kregen.' Op 5 maart 1920: 'Vanmorgen was de Generale H. Communie der Land macht schitterend te noemen. Ik kon een preek houden voor 50 man. Dat is veel, in aanmerking genomen dat de Infanterie gisteravond is thuisgeko men van een driedaagschen marsch naar Schagen, Hoorn en Alkmaar. Het gemeenschappelijke ontbijt was zeer gezellig, hoewel enigszins over haast, omdat de Infanterie reeds om 9 uur binnen moest zijn op Erfprins. Overste Gasille liet me weten, dat dit de laatste keer is, dat de jongens in 't vervolg om 8 uur bij den dienst moe ten zijn. Dat is onmogelijk, daarom neem ik mijn toevlucht tot den Hoofdaalmoezenier.' 'Heldersche straatjongen' Alink legt gemakkelijk contacten, zowel met de gewone man als met de hoge officieren. Doordat hoge of ficieren naar Den Haag promoveren, breidt zijn netwerk in het politieke centrum zich snel uit. Wanneer het bij die Haagse contacten om geloofs genoten gaat, openen de deuren zich vaak nog vlugger voor hem. Een van de vele ministers met wie hij te maken krijgt, is W. Naudin ten Cate, tijdens de mobilisatie commandant van de Stelling Den Helder. Minister jhr. G.A.A. Alting von Geusau (1918- 1920), rooms-katholiek, wordt ook een 'goede' bekende van hem, aan wie echter een nare herinnering achter blijft. Alting von Geusau heeft als kind ze ven jaar in Den Helder gewoond; hij noemt zichzelf trots 'oud-Heldersche school- en straatjongen'. Zijn vader, luitenant-kolonel W.A. Alting von Geusau, was commandant van het vierde Regiment Vesting-Artillerie op fort Efprins en nam actief deel aan het maatschappelijk leven in Den Helder. Zijn dood in 1885 na een slepende ziekte van enkele maanden kreeg dan ook veel aandacht in de lokale kranten. Alink nodigt Alting van Geusau als minister van Oorlog uit voor de vie ring van het 25-jarig bestaan van de R.K. Militaire Vereeniging St. Micha el. Met een eigenhandig geschreven briefje laat de minister weten dat hij graag komt, maar op de voorgestelde datum is hij verhinderd. Om zijn be zoek toch mogelijk te maken wordt de feestavond verplaatst naar 5 septem ber 1919. Wat een climax moet worden, eindigt als een dieptepunt. Laten we voor de feiten eerst enkele fragmenten uit het verslag in het Dagblad van Den Hel der lezen, afkomstig van ds. Buiskool, behalve vlootpredikant ook redacteur van deze krant. 'Op het openings woord volgde een indrukwekkend moment', schrijft hij. 'De Minister van Oorlog stond op en verklaarde, dat het hem om vele redenen, eene groote vreugde was dit jubileum van St. Mi- chaël te mogen bijwonen, temeer om dat hijzelf een Heldersche jongen was. In warme bewoordingen wenschte hij deze verdienstelijke R.K. militaire vereeniging geluk met haar feest en zegt toe, dat zoowel Protestantsche als R.K. vereenigingen van dien aard steeds op zijn vollen steun kunnen blijven rekenen. Een langdurig ap plaus bewees, dat deze gelukwensch bij de vergadering insloeg, 't Was een en al feeststemming. Daarom is het zoo jammer, dat er toen een kink in de kabel kwam, waardoor het verdere van den feestavond geheel bedorven werd. 'Overeenkomstig het programma trad de heer P.J.S. Serrarens van Utrecht op als feestredenaar. In het begin van zijn rede, die slechts voor een kort deel werd gehouden, bezigde hij ten opzichte van de toestand in ons le ger, vooral gedurende de mobilisatie, uitdrukkingen die den Minister blijk baar ergerden, zoodat deze weldra de zaal verliet, gevolgd door alle aanwe zige hooge militairen. Welwillende pogingen van den directeur (Alink), om het feest toch te laten doorgaan, hadden niet het gewenschte effect, zoodat de officiële sluiting weldra moest volgen.' Rouwstatie Gaan we dan naar het dagboek van Alink, waarin de garnizoensaalmoe- De kleine pastorie in de Jan in 't Veldstraat, waar de vader van Godfried Bomans in 1916 drie maanden woont. Pas bij de komst van pastoor Van Beuzekom in 1918 wordt het gebrekkige gebouw opgeknapt (uit: R.K. Marine weekblad 'St. Christophorusj. pastorie 79 - iI I I lr«il JJ131liL

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2010 | | pagina 81