Een paar apart in de pastorie van de Visbuurt-kerk Politicus Bomans kruiwagen voor vlootaalmoezenier Al ink Onze Lieve Heer heeft vreemde kost gangers, wordt wel eens gezegd. Zelfs onder de bewoners van de vroegere rooms-katholieke pastorie in de Vis- buurt was dat het geval. Neem bij voorbeeld kapelaan F.L. Koxhoorn (1876-1884) die zich kleedt alsof het alle dagen hoogwater is. Hij draagt een toga tot net onder de knie. Praktisch, zeker. Nieuwstad is een wijk in opbouw, wegen zijn nog niet bestraat, dus hij komt dikwijls met bemodderde schoenen thuis. Of ka pelaan W.P.H. Jansen (1884-1886), die zo baalt van de krappe huisvesting, dat hij weigert over een pastorie te spreken. Of pastoor B.H. Brinkman (1874-1884), die bij zijn benoeming naar Schiedam de hele inboedel van de pastorie meeneemt. Er is zelfs geen bed meer over voor de achterblijven de kapelaans, zodat die een beroep moeten doen op de buurt. Of neem kapelaan A.H. Buhrs (1909- 1915), die mensenschuw is en bij zijn vertrek naar Cocksdorp een ernstig verwaarloosde pastorie en tuin ach terlaat. Of kapelaan H.J.M.M. Alink (1915-1918), die zijn toga inwisselt voor een marine-uniform, doordat hij vlootaalmoezenier wordt - de eerste. Of kapelaan S. Duin (1918-1923), die bij een aanval van krankzinnigheid de ruiten van de pastorie stuk slaat en de buurt bij elkaar schreeuwt. Hij wordt opgenomen in het ziekenhuis en na zijn herstel plaatst de bisschop hem over naar een andere parochie. Of neem pastoor C.A.H. van Veen (1928-1953), ook een opmerkelijk type. Tijdens de Tweede Wereldoor log weigert hij te evacueren, zelfs wanneer de Duitse bezetters rond de kerk en pastorie torpedo's opslaan. Bij bombardementen snelt hij naar de puinhopen om slachtoffers te zoeken en gewonden te helpen. La ter benoemt de gemeenteraad hem tot ereburger. Of.de Haarlemse advocaat mr. J. B. Bomans (1916), de vader van de schrijver Godfried Bo mans. Hij wordt tijdens de mobilisatie (1914-1918) als reserveluitenant bij de kustbewaking in Huisduinen gede tacheerd en laat zich op eigen verzoek inkwartieren in de pastorie. Rooms-katholieke Kerk in de samen leving blijkt dat hun denkbeelden sterk overeenkomen. Door de politiek in te gaan hoopt Bomans te ontsnappen aan het mi litaire uniform dat hem benauwt. Alink is naarstig op zoek naar mo gelijkheden om de zielzorg bij de marine te verbeteren. Bij de land- Leek Wat doet een leek, ook al komt hij uit een rooms nest, in een pastorie die toch voornamelijk dient als huisvesting voor pastoors, kapelaans en hun huishoud ster? Dat komt door zijn contact met kapelaan Alink. Die is bij het begin van de mobilisatie door de bisschop belast met de zielzorg voor de mili tairen van land- en zee macht. Alink zoekt waar mogelijk contact met de mensen die aan zijn geestelijke zorg zijn toe vertrouwd, in de kerk, op straat, in de kazernes, in de forten, in het militair tehuis, in het hospitaal en in de mili taire gevangenis. Hij soebat met de militaire leiding om de soldaten en zeemiliciens in staat te stellen hun kerkelijke plichten te vervullen. En hij stimuleert de organisatie van vertier en studiemogelijkheden om te voorkomen dat ze uit verveling door het lange wachten - de grootste klacht over de mobilisatie - op het verkeerde pad raken. Tijdens dat soort activiteiten komt Alink in contact met Bomans. Twee ambitieuze leeftijdgenoten, bruisend van enthousiasme en vol strijdlust voor de roomse zaak. In gesprekken over de rol en de betekenis van de H.J.M.M. Alink komt in 1913 als kapelaan naar Den Helder. Na het begin van de mobilisatie wordt hij belast met de zielzorg voor de militairen van de land en zeemacht in Den Helder (uit: R.K. Marine-weekblad 'St. Christophorus'). macht, zo is hem gebleken, zijn ze trouw als een hondje aan de kerk. Bij de zeemacht echter lijkt de kerk een zinkend schip. Samen zoeken ze naar een oplossing. 75

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2010 | | pagina 77