rede bij elkaar gevist, sardien dat op
de afslag van Den Oever 25 gulden
per mand opbracht. Het verhaal gaat
dat de vrouw van Jaap Van haar stok-
kie' ging toen haar man met zoveel
geld thuiskwam. Of was het omdat
het bedrag op een zondag bijeen ge
vist was? Want dat kón eigenlijk niet
voor de goed gereformeerde familie
Koorn. Of toch wel in die dagen, het
was immers oorlog? Helaas was de
vreugde van korte duur, want enkele
weken later werden de gebroeders
toen ze rustig aan boord lagen te sla
pen onaangenaam verrast door een
groep Wehrmachtsoldaten die hun
boot kwamen 'vorderen'. In decem
ber 1940 werd de kotter als Boot 30
bij het Rheinflottielje ingedeeld. Pas
in juni 1945 werd het schip (in Rot
terdam) weer vrijgegeven. De familie
Koorn was inmiddels verhuisd naar
Scheveningen om van daaruit ter
visserij te gaan (met de blazer HD
75). Ook Jan Slotemaker (blazer HD
131) en Klaas Woort (botter HD 160)
waagden die stap met hun families.
Weer andere Helderse visserfamilies
verhuisden naar IJmuiden van waar
uit gevist werd in een mijnenvrije
kustzone. Men viste meest op sardien
en garnalen, 's Morgens om zeven
uur weg, 's middags om vijf uur te
rug, herinnert Henk Bais (1924) zich.
Maar 't leven was duur in IJmuiden.
'We werden als 'reders' voor vol aan
gezien en kregen een prachtig huur
huis. Maar de huur was er ook naar
en moest wél worden opgebracht.'
Naar Scheveningen
De verhuizing van de (grote) familie
Koorn was 'grootscheeps'. Opa Koorn
kreeg als 'reder' een groot huis in
een Haagse elitebuurt (Doornstraat
144) toegewezen. Een huis waar wel
twee gezinnen in konden wonen. De
achtertuin van het huis grensde aan
die van Hendrik Colijn, dus ga maar
na. Zoon Dirk (met z'n vrouw Jo) en
Louw (met z'n vrouw Mien) woonden
samen in de Koppelstokstraat, waar
ook de familie Slotemaker was neer
gestreken. 's Zondags ging men naar
de Gereformeerde Duindorpkerk aan
de Kranenburgweg in Scheveningen.
De allereerste keer dat men daar
ter kerke ging was er al direct een
probleem. Opa Koorn was 'zomaar'
ergens gaan zitten, maar moest daar
weg, omdat die plaats was 'verhuurd'.
Opa Cees zou zuchtend gezegd heb
ben: 'Gelukkig dat in de hemel de
plaatsen niet bezet zijn!' Soortgelijke
problemen deden zich ook elders
voor. Ook in de Gereformeerde kerk
aan de Molenvaart te Anna Paulowna
moesten daar geëvacueerde Helderse
lieden niet denken dat ze zomaar
ergens konden plaatsnemen. Pas als
kort voor de dienst een (groene) lamp
ging branden mochten de plaatsen
van 'huurders' die niet tijdig waren
komen opdagen worden ingenomen.
De visserij in Scheveningen stelde
weinig voor. Er werd daar door 'half
vissend Nederland' dagelijks een paar
uur op garnalen gevist. Heldersen,
Volendammers, Urkers, IJmuidenaars
waren daar bezig om nog wat te ver
dienen. Doordat Fokke en Jaap hun
schip aan de Duitsers waren kwijtge
raakt, kwamen zij ook bij broer Dirk,
de oudste, en broer Lubbert, de jong
ste, op de HD 75. Broer Louw was
aan boord bij Jan Slotemaker op de
motorkotter 'Neeltje' (HD 131), een
oude zeilbotter van opa Koorn waar
in 1920 een motor was ingebouwd
en die in 1938 verkocht was aan Slot
emaker. Broer Albert werkte aan de
Scheveningse afslag. Broer Simon was
'achtergebleven' in Breezand.
De ramp op 12 juni 1941
Het was een prachtige zomerdag,
de 12e juni 1941. Een dag om naar
het strand te gaan. En dat deden ze
dan ook, de vrouwen van de familie
Koorn. Omstreeks drie uur in de
middag was er plotseling een enorme
knal uit zee. Een mijn die ontplofte?
Het was opeens niet leuk meer op het
strand, men ging liever naar huis.
Dirk, Fokke, Jaap en Lubbert waren
's morgens vroeg uitgevaren om on
geveer een mijl uit de kust ter hoogte
van de Scheveningse Pier te gaan vis
sen op garnalen. Tegen de middag gaf
Dirk, de schipper, opdracht 'de kor in
te steken' teneinde (met 'grove' net
ten) te proberen wat schol te vangen.
Dat leverde een goede trek op. Nog
één trek en dan wilde men weer op
huis aan. Maar bij het halen van de
kor zat er een torpedo in het net. Dirk
haalde 't kreng los uit het net. Dat
lukte. Maar op het moment dat hij
opgelucht zei: hij is er uit, ontplofte de
torpedo.
Jaap die met Fokke en Lubbert stond
te kijken toen het oorlogstuig explo
deerde kwam te water en realiseerde
zich daar dat-ie eigenlijk niet kon
zwemmen. Maar hij wist zich toch
van laarzen, kiel en broek te ontdoen,
zich vastklampende aan het machine
kamerluik. Ook broer Fokke had zich
weten vast te houden aan ronddrij
vend wrakhout. Van Dirk (38 jaar) en
Lubbert (18 jaar) geen spoor. Binnen
een half uur was collega Jan Korf (met
zijn drie zoons) van de UK 168 ter
plekke. Die pikte Jaap en Fokke op en
bracht hen naar de haven.
Inmiddels was ook de reddingboot
uitgevaren, maar de broers waren op
de UK 168 gebleven. Eenmaal in de
haven ging iemand van de redding
maatschappij naar de Doornstraat om
droge kleren te halen. Juist voor zijn
komst aldaar was er al iemand van
de Grüne Polizei aan huis geweest
om te zeggen dat er een ongeluk met
de HD75 had plaatsgevonden. Maar
verdere bijzonderheden wist de man
(nog) niet.
Pas toen de man van de redding
maatschappij kwam realiseerde men
zich dat Jaap en Fokke dan wel gered
waren, maar Dirk en Lubbert niet.
Dirk, de oudste zoon van opa en oma
Koorn en zelf vader van acht kinde
ren. En Lubbert, de jongste, moeders
oogappel en 's morgens in alle vroegte
door haar gewekt om te gaan vissen,
terwijl hij eigenlijk niet in orde was.
Vervolgens moest het barre nieuws
ook nog verteld worden in de Koppel-
71
IIv-^mvx [Mlnd l„,l lr.il I I HI 11 I