■m- herhaald. Hierbij mocht er geen ijzer of draad worden gestort in verband met de garnalenvisserij, geen stukken in zee worden gestort die wekenlang bleven drijven en ook geen stroma trassen omdat het stro zich mengde met het zeewier dat hinder zou geven aan de wiervisserij. Verder leerden de proeven, dat er op de juiste plaats en op de juiste tijd moest worden gestort in verband met windrichting en getij. Nadat B&W waren overtuigd gingen de voorstellen naar de gemeenteraad. De plannen kregen in de raad kritiek wegens de stankverspreiding en de overlast die men er van zou hebben. Maar het voorstel werd toch aange nomen. Het college stelde voor om te starten met de zware en dus zinkende bestanddelen van het wintervuilnis, dat voor tachtig procent bestond uit kolenresten, as en sintels. De raad ging akkoord. En ook de minister van Waterstaat gaf vergunning voor het storten in zee. Voor de bouw van een storthuis stelde het college een perceel aan de Bas singracht voor, nabij de hoek met de Ruyghweg. De locatie lag gunstig voor het vervoer over water. Het storthuis berustte op het principe dat de voerman zijn paard met de vuilwa- gen het storthuis in kon rijden en de vuilnisschuit in z'n geheel het stort huis in kon varen. De bakken op de vuilwagens waren voorzien van een haak die met een kraan werden opge hesen. Een loopkat bracht de bak tot boven het schip om geleegd te wor den. Het grove vuil dat niet in zee kon worden gedumpt werd uitgesorteerd en op de belt aan de Rijksweg ver brand. Het storthuis nam ter plaatse de halve breedte van het vaarwater van de Bassingracht in beslag. En op het terrein aan de overzijde van de weg, (waar later de Marine transport dienst werd gevestigd), bouwde men een loods en lokalen voor het perso neel, een afzetting voor de paarden, een hulpstal met voederbakken en een bergruimte voor de vuilwagens. Het terrein werd omheind met bo men en struiken. Kortom, een voor die tijd ideale oplossing voor het afstorten van het Helders huisvuil. Op vrijdagmiddag 15 april 1929 werd voor genodigden een demonstratie van het storthuis gegeven en op za terdag de 16e een vaartochtje naar zee gehouden om het storten in zee te demonstreren. Een dergelijk systeem bestond niet in ons land. Den Hel der was de eerste gemeente die een vuilnisschuit had die het vuil in zee wierp. De installatie trok de aandacht van andere reinigingsdiensten en herhaaldelijk werden er bezoeken aan het storthuis afgelegd om de werking te zien. Volgens velen stond Den Hel der aan de top van de Nederlandse gemeenten met het systeem van stort huis en vuilafvoer naar zee. Maar er verschenen ook ingezonden brieven in de Helderse Courant waarin men zich afvroeg hoe het kwam dat er de laatste maanden opmerkelijk veel vuil aanspoelde ter hoogte van paal 1 en 2. In de jaren dertig was de aanschaf van een tweede vuilschip met de naam Hygiea (godin der gezondheid) noodzakelijk geworden. De tewa terlating vond plaats op 29 oktober 1937. Nadat het schip in gebruik was genomen schreef de journalist van de Helderse Courant die een tochtje meemaakte: "Met een vaartje schoot het nieuwe vuilnisschip de haven uit en het Marsdiep op. Een westerbriesje voorzag de zee van de bekende bob beltjes en kuiltjes en de onbereken bare krulletjes bij de Uiterton. De schuit torste 150 m3 plaatselijk vuil, De volle bak met vuilnis werd door het paard het storthuis ingetrokken. De bak werd van de kar gehesen om boven het scheepsruim geleegd te kunnen worden. 63 4- pp», _SX

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2010 | | pagina 65