1
'VÏ -U
was de ijsfabriek van Wietse van der
Vaart, want daar werden in die tijd
'ijslollies' gemaakt omdat er nagenoeg
geen visserij was en dus ook geen
vraag naar (scherf)ijs. Zo nu en dan
waren er echte ijsjes', verkocht door
ijsventer Pier Boon ('IJtie, ijtie'). Maar
zelfs hij had tenslotte geen wafeltjes
meer en verkocht zijn ijsjes dan in
een soort eetbaar' papier (ouwel?).
Aan het eind van de oorlog werden de
Brouwerstraat en Gasstraat tenslotte
geheel afgesloten met schuttingen
en 'overdekt' met camouflagenetten,
omdat de bezetters er zogenaamde
éénmansduikboten (op lange trans
portwagens) geparkeerd hadden. Ver
halen deden de ronde dat de bestuur
ders van deze boten eerst werden
volgegooid met jenever, alvorens ze
aan hun missie begonnen. Ze zouden
anders nooit aan zo'n zelfmoordactie
durven beginnen.
Heet water van de gasfabriek
Aan de rand van de Visbuurt lag de
gasfabriek. Die gasfabriek op de hoek
van de Spoorgracht en de Fabrieks-
gracht was daar in 1857 neergezet,
toen er van Visbuurt eigenlijk nog
geen sprake was. Sedert 1902 was de
fabriek van de gemeente, waarna er
een tweetal reusachtige gashouders
werd neergezet waarin de gasvoor
raad kon worden opgeslagen. Dat gas
werd uit steenkool gewonnen, steen
kool dat grotendeels over het water
werd aangevoerd en op het fabrieks
terrein opgeslagen. Na de 'carbonisa-
tie' van gaskolen bleef er zogenaamde
cokes (kooks) over, zeer brandbare
poreuze kolen, die je dan bij de gasfa
briek in jute zakken kon kopen. Deze
kolen kon je echter niet in de haard
branden, alleen in het fornuis. Want
door de hitte van de kooks zou de
haard kapot gaan, die wilde alleen op
anthraciet branden. Dat was wel las
tig, want in huis stond meestal slechts
één kachel. En die ging 's zomers niet
aan, maar er moest toch eten gekookt
worden. Dat gebeurde dan op het for
nuis in de keuken of in de boet. Meest
een kolenfornuis, want gas vonden de
meeste Nieuwediepers in die voor
oorlogse crisisjaren te duur. Vandaar
dat er niet alleen met cokes voor het
fornuis gesleept werd, maar óók met
petroleum. Het aloude 'peteroliestel'
bleef met name in de Visbuurt heel
populair. Er waren huishoudens waar
bijna permanent vis gebakken werd
op het petroleumstel. En alleen de
geur al deed me steevast watertanden.
Naarmate de oorlog voortduurde
kwam er aan van alles gebrek. Oók
aan steenkool en dus aan gas. Vooral
in het laatste oorlogsjaar, de beruchte
hongerwinter. Nog goed herinner
ik me hoe tijdens die laatste winter
r.Q
Het lossen van steenkool voor de gasfabriek, circa 1910.
49
_3\
t\ WWK_
i w i
M UJt I 'MTU It I»