js\.
Het muziekkorps van het Leger des Heils. Op de bovenste rij derde van links broeder Slot.
Broeder Jacob Nan Slot. Overleden op
27februari 1955, 63 jaar oud
(foto: collectie D. Bok).
kopermuziek, was altijd vrolijk. En
als het een droevige melodie was,
dan nóg was het niet triest. Als de
tonen van de trombone tastend hun
weg zochten tussen de pilaren van de
legerzaal ging je vanzelf meezingen:
'Jezus, Gij zijt Alles mij in al'.
We gingen altijd achterin zitten. Het
gaf niet als je te laat binnenkwam en
je kon er ook weer uitlopen zonder
dat je iemand stoorde. Niemand zei
daar iets van en dat was goed. Waar
anders kon je als vader met drie
kleine jochies zó gemakkelijk terecht
(moeder was thuis met de baby) als
bij het Leger? En je verveelde je er
nooit.
In de legerzaal was niet alleen allerlei
te hóren, er was ook van alles te zien.
In de zaal zaten 'gewone' mensen,
maar ook veel in uniform. Mannen
in uniform, dat kenden we wel. Hier
echter liepen ook vrouwen in leger-
kledij en dat boeide me zeer. Nee,
mooi vond ik ze niet, die soms zo
hobbelige boezem en die vreemd ge
strikte hoedjes, maar hoe dat anders
zou moeten wist ik ook niet.
Het allermooiste was het optreden
van broeder Slot, de korps-sergeant-
majoor. Voor mij was hij de aller
hoogste. Een lange kaarsrechte man,
met prachtig zilvergrijs haar en een
schitterende snor. Hoe of die vertellen
kon! Ademloos luisterde ik als hij met
luide stem en grootse armbewegingen
beschreef hoe hij in de macht van de
satan was geweest. Hij had gevoch
ten en verloren telkens weer. Hij had
in de goot gelegen, zó erg was het
geweest. Maar Jezus had hem gered.
Jezus was overwinnaar. Hij was giste
ren en heden dezelfde, halleluja.
Als hij zo sprak en vertelde dat er
redding was voor iedereen, hoe
diep je ook gezonken was dan kon
't gebeuren dat iemand opstond en
struikelend naar voren liep. En dan
it i
ii-ji i pip
II w