Mijn jeugd in de Visbuurt
Als ik ga vertellen over mijn jeugd die
ik in de Visbuurt heb doorgebracht
ben ik nog wel even bezig, althans
als ik mijzelf niet in toom hou. En
toch probeer ik het maar.
Mijn ouders
Met mijn roots in St. Johannesga/
Friesland (Bartele - 1595) ben ik zelf
een geboren Jutter. Mijn ouders ech
ter komen uit twee van de grootste
steden in Nederland. Mijn vader uit
Utrecht (via mijn betovergrootvader/
Tiel) en geboren in de Breedstraat.
Mijn moeder komt uit Amsterdam
(Middenburg). Zij woonde in haar
jeugd op de Buitenhaven in een van
de huisjes waar Jan Bremer ook heeft
gewoond en regelmatig over schrijft.
Na hun trouwen hebben ze tot na de
geboorte van nummer drie -broer
Jan- op een binnenvaartschip ge
woond.
Als op een na jongste uit een gezin
met tien kinderen en geboren in 1939
weet ik uiteraard niet veel van de
oorlogsjaren. Toen wij werden geëva
cueerd naar Den Oever was ik nog
klein, maar de terugkomst naar Den
Helder kan ik mij nog goed herin
neren. Bij mijn vader achterop de fiets
(mijn jongste zusje voorop) kwamen
wij in de Visstraat. Mijn moeder was
vanwege ziekte al eerder naar kennis
sen in de Jonkerstraat gebracht.
Ons huis
Ons huis stond in de Visstraat (nr.
33) tegenover de melkzaak van Rook
Ottervanger. Het was eigendom van
aannemer Boot uit de Stakman Bos-
sestraat. In tegenstelling tot de meeste
huizen hadden wij al de luxe van een
watercloset. Andere huizen hadden
nog een privaatemmer, wat voor de
kenners onder de lezers ongetwijfeld
een geurherinnering oproept als deze
aan de straat stonden.
Via een kleine hal met trap kwam je in
de -niet zo grote- woonkamer. Daarin
was een trapkast die door ons kinde
ren als speelplaats werd gebruikt. Het
meubilair bestond zoals gebruikelijk
uit een tafel met vier stoelen en twee
armstoelen. Dan nog een klein tafeltje
bij het raam met twee stoelen en een
dressoir. Als de hele meute thuis was
werd er een plank op twee stoelen
gelegd, zodat iedereen kon zitten.
Rechtsachter was een kleine kamer
waar mijn vader zijn schoenmakerij
had. Toen er wat meer ruimte was,
omdat er kinderen waren uitgevlogen,
sliepen mijn ouders daar. Links was de
keuken en daarachter een bijkeuken
met het toilet. Tijdens de vorstperiode
stond een eenpits oliestel in het toilet
om het vorstvrij te houden. In de bij
keuken stond ook de wasmachine (een
houten kuip met een motor die je met
de aandrijfriem moest starten) met
bovenop een handwringer. Verder was
er een kleine plaats waar uiteraard de
waslijn was aangebracht en een poort
naar de steeg. De steeg kwam uit op de
zijstraat van de Visstraat.
Gas was er niet, dus werd gekookt op
oliestellen. Een twee- en een vierpit-
ter. Winterdag kwam de kachel daar
nog bij. Later ook een primus die
mijn vader had gemaakt/laten ma
ken van de kop van een gasfles en de
nodige onderdelen. Dat was op de
Bewapeningswerkplaatsen waar hij
ondertussen werkzaam was. Het was-
ritueel op zaterdag was, afhankelijk
van het jaargetijde, in de kamer of de
keuken. Maar altijd met de welbeken
de zinken teil, waar achtereenvolgens
de jongsten in werden gewassen.
De buurt
De Visbuurt was een echte volksbuurt.
Als kind had je daar geen idee van
of problemen mee. Je speelde buiten,
of ging naar school. Van zorgen (die
ook mijn ouders hadden) had je al
helemaal geen weet. O ja, Sinterklaas
werd niet gevierd, want daar was geen
geld voor. Wel kreeg je met kerstmis
een cadeau, waaronder meestal wat
kleding. Zo sneed het mes aan twee
kanten. Kleding van de oudsten werd
vermaakt voor de jongsten, maar dat
was in meer gezinnen het geval.
In de wijk waren veel bewoners die
mij nu nog helder voor ogen staan.
Dat was niet in de laatste plaats,
omdat zij behoorden tot de notoire
drinkers. Namen als de gebroeders
Rob, Gieling, De Vries en het echt
paar Kouwenberg. Laatstgenoemden
hadden een lompenhandel aan huis.
Regelmatig zwalkten zij van links
naar rechts door de straat, omdat de
alcohol weer bezit van hen had geno-
Verlovingsfoto van Marijtje Steeman en
Peter Bok (foto: collectie D. Bok).
19