kleine huisjes in de Pilo en zich daar
afsluiten van de rest van de bevolking,
maar verhuizen naar een ander stads
deel.8
1945-1974
Na de oorlog bloeide de visserij
meteen op. Er was veel vraag naar
eiwitrijk voedsel, zoals vis. De visserij
kreeg voorrang bij de brandstofvoor
ziening, waardoor de vloot direct kon
uitvaren. De omzet van de visafslag
steeg. Die afslag dateerde uit 1892,
was verouderd en lag ongunstig. Er
kwam een nieuwe afslag. Die werd
verplaatst naar de noordkant van de
vice-admiraal H.C.W. Moormanbrug
en in januari 1963 gebruik genomen.
De dienstverlening werd verbeterd en
de omzet steeg sprongsgewijs, mede
onder invloed van enkele gunstige
factoren, zoals de vervanging van
tenen manden en houten kisten met
een beperkte levensduur door kisten
van hard plastic met een langere le
vensduur die na verloop van tijd mee
gingen aan boord en de toepassing
van de "boomkorvisserij".
Door de vissers werd zo goed ver
diend, dat er genoeg overbleef voor
een nieuw huis. Ze trokken weg uit de
Visbuurt en kochten een nieuwbouw
woning elders in de stad..
De terugkeer na de oorlog naar Den
Helder was niet eenvoudig. Het aan
bod van huizen was beperkt. Van
het totale bestand van 20.000 huizen
was een vijfde deel verwoest. Van wat
overeind was gebleven kon zeker de
helft niet direct worden betrokken.
Bovendien eiste de Marine ook nog
eens een deel op.
Er moest dus flink worden aangepakt
om de beschadigde en slecht onder
houden huizen weer bewoonbaar te
maken. Het tekort aan bouwmateria
len was nijpend. In 1947 werd maar 1
particuliere nieuwbouwwoning opge
leverd, een jaar later waren dat er 9 en
in 1953 totaal 353.
Naargelang er meer bouwmaterialen
op de markt kwamen werden de be
schadigde huizen opgelapt, maar het
tekort bleef. Met name de wijken ten
oosten van de spoorlijn verpauper
den. Een deel van de bewoners ver
huisde naar Nieuw Den Helder, of de
nieuwbouw in de Vogelbuurt.
In de jaren zestig kwam het gemeen
tebestuur tot de conclusie dat er iets
moest worden gedaan om die verpau
pering een halt toe te roepen.
In 1969 kreeg de Projectontwik
kelingsmaatschappij N.V. Empeo
uit Utrecht opdracht een stadsver
nieuwingsrapport op te stellen. De
openbaarmaking daarvan in juli
1971 leidde tot felle discussies. De
Visbuurtbewoners lazen tot hun
ontsteltenis dat het grootste deel van
hun wijk uit krotten zou bestaan die
rijp waren voor de sloop en dat ze bij
de gedwongen verkoop van hun huis
aan de gemeente slechts de grondprijs
vergoed zouden krijgen. Ze verzetten
zich hevig en richtten op 5 oktober
de Belangenvereniging Visbuurt op
die met een alternatief plan kwam.
De Belangenvereniging boekte op
24 november haar eerste succesje
toen de gemeenteraad de sloopplan-
nen besprak en die voor de Visbuurt
omzette van "saneren" in "saneren-
rehabiliteren-verbeteren". Dat ging de
bewoners echter niet ver genoeg: het
woord "saneren" moest weg..
De vereniging vroeg en kreeg subsidie
van de gemeente om een gedetailleerd
rehabilitatieplan te laten opstellen
door de Haarlemse architect Nico
H. Andriessen. De bewoners kregen
inspraak.
Het inmiddels door de gemeente
openbaar gemaakte nieuwe program
ma voor de stadsvernieuwing, werd
door de Visbuurt als volstrekt on
aanvaardbaar van de hand gewezen.
De N.V. Empeo zag er toen geen heil
meer in en trok zich terug.9
Beleidsuitgangspunten
Op 24 en 25 november 1971 stelde
de gemeenteraad tevens een aan
tal beleidsuitgangspunten voor de
stadsvernieuwing vast. Een jaar
later, op 13 september 1972, ging
de raad akkoord met het daarop ge
baseerde Programma. Dat verdeelde
het stadsvernieuwingsgebied in vier
bestemmingsplannen, waaronder de
Visbuurt.
In een richtlijn stelde de gemeente
raad ook de mogelijke aanpak en de
urgentie vast:
1. Behouden, d.w.z. het in stand hou
den van panden en hun omgeving die
nog in goede staat
verkeerden.
2. Verbeteren, d.w.z. het treffen van
maatregelen om de bewoon- en leef
baarheid van de wijk te verbeteren.
3. Rehabiliteren, d.w.z. het op niveau
brengen van panden en hun omge
ving, zodat ze nog tientallen jaren
mee konden.
4. Saneren, d.w.z. het afbreken van de
bestaande bebouwing, gevolgd door
nieuwbouw op het vrij gekomen ter
rein.
De Visbuurt ligt in het zuidoostelijke
deel van het stadsvernieuwingsgebied.
De buurt wordt aan de noordzijde
begrensd door het Helders Kanaal,
aan de oost-en zuidzijde door de
Ruyghweg en aan de westzijde door
de Fabrieksgracht.
Omdat er nog geen zicht was op de
mogelijkheden, ontbrak een duide
lijke keuze tussen de vier alternatie
ven. Alleen voor het zuidelijke deel
was gekozen voor rehabilitatie. Aan
de westkant werd, met het oog op
het treffen van bovenwijkse verkeers-
voorzieningen, een deel voor sanering
aangewezen.
Als proef zou in een beperkt gebied
-tussen Visstraat, Bassingracht en
Ruyghweg- met rehabilitatie worden
begonnen.
Op 15 augustus 1973 wees de ge
meenteraad de in 1967 gedempte
Fabrieksgracht aan als tracee voor
de geplande stadsautoweg. Daarmee
kwam een einde aan de dreiging van
13