voerd, werd met paard en wagen naar
die bedrijven achter in de Visstraat en
aan de Ruyghweg gebracht.
Voor Nieuwe Diep was de opening
van het Noordzeekanaal eind 1876
een ramp. De haven werd bezocht
door steeds minder koopvaardijsche
pen en scheepvaartmaatschappijen
zoals de KNSM verplaatsten hun
kantoren naar Amsterdam. Het aantal
schepen dat in Nieuwe Diep werd
ingeklaard en gelost liep sterk terug.
Tussen 1870 en 1879 waren dat er
gemiddeld 500 per jaar, in 1879 nog
maar 27. De bedrijvigheid in de haven
nam af, zo ook de werkgelegenheid.
De uittocht van arbeidskrachten,
met name naar Amsterdam, begon.
Nieuwe Diep was een dode haven ge
worden. Alleen de Marine bleef, werd
zelfs uitgebreid door de verplaatsing
van personeel van de Rijkswerf in
Vlissingen naar die in Helder.
Ook de bevolking groeide minder
snel, met als gevolg dat er in Nieuw-
stad tussen 1865 en 1920 minder hui
zen werden gebouwd.
Voor al die vletterlieden, hallasters,
toetuigers en houtvlotters die hun
brood in het havenbedrijf hadden
verdiend en bleven was geen andere
uitweg dan gaan vissen. In feite mar
keerde de neergang van Nieuwe Diep
als handelshaven haar opkomst als
vissershaven. Steeds meer mannen
kozen voor de kustvisserij. Tussen
1880 en 1885 werd Nieuwstad een
vissersbuurt. Daar woonden vooral
haringtrekkers en Noordzeevissers.
Hun vrouwen brachten geld in het
laatje door elders in de stad als werk
ster, dienstbode, of wasvrouw te gaan
werken bij de gegoede burgerij.
In 1864 stond in Helder slechts één
vissloep geregistreerd. In 1865 werd
Een van de beroepsvissers die zich in
de Pilo had gevestigd heette Willem
Bijl, Zuiderzeevisser uit Enkhuizen. Op
24 oktober 1887 ging hij met zijn ge
zin, vrouw en drie kinderen, wonen in
Nieuwstad, op de Bassingracht nr.55.
de eerste rederij opgericht. Die ging
met drie schepen vissen, maar de
bemanningen, dertien man per schip,
moesten wel uit Pernis worden ge
haald. In Helder voelde geen mens
ervoor. Vletteren leverde veel meer
op. In 1875 stonden er vier zeegaande
vissersschepen geregistreerd, 1877
telde twee rederijen, alsmede vier
schippers-eigenaren en een paar jaar
later kwam er een derde rederij bij.
Er werd goed verdiend, maar het aan
trekken van geschikt personeel bleef
een probleem. Pendelen tussen Pernis
en Nieuwe Diep kostte de rederijen
veel geld. Als de bemanningen in
Nieuwstad zouden gaan wonen, kon
den gemakkelijk twee winterreizen
meer worden gemaakt. Dat leverde
geld op. Voor de bemanningen en
hun gezinnen werd dus gebouwd in
Nieuwstad.
Rond 1878 kwamen de eerste be
roepsvissers naar Nieuwstad. Dit was
geen naam die mensen aansprak. Het
werd in de volksmond al gauw "Pilo",
of "Pilobuurt", naar de stof pilo, het
in de 19e eeuw meest gebruikte, ijzer-
sterke materiaal voor de werkkleding
van de havenarbeiders.
De Pilo besloeg oorspronkelijk
slechts een deel van wat later als
Visbuurt bekend stond. Het gebied
werd begrensd door Bassingracht,
Spoorgracht, Vismarkt, Stakman Bos-
sestraat, Jan in 't Veltstraat en Ruygh
weg en was vóór 1890 volgebouwd.
Het ging de vissers aanvankelijk voor
de wind. De visafslag werd de groot
ste van Nederland, de prijs van de vis
was redelijk en de vraag groeide, met
name na de voltooiing in 1867 van
de spoorlijn naar Haarlem Via deze
lijn werd veel vis uitgevoerd naar de
Op 25 mei 1889 werd daar het vierde
kind geboren, een meisje, dat de naam
Elisabeth kreeg.
Willem Bijl keerde op 1 april 1899
terug naar Enkhuizen en ging weer op
de Zuiderzee vissen. Blijkbaar was in
rest van Europa. De omzet steeg, met
1895 als topjaar. Een deel van de be
woners van de Pilo vond werk in het
transport van de vis van Havenplein
naar Stationsplein. Voor Nieuwe Diep
gloorde een nieuwe bloeiperiode, nu
als vissershaven, niet meer als han
delshaven.
Nieuwediep werd de voornaamste
markt voor verse vis. De afslag op het
Havenplein vond echter plaats in de
open lucht en was slecht geregeld. Dat
was een handicap. Er werd van ge
meentewege een onderzoekscommis
sie ingesteld, maar er veranderde eerst
niets. Pas in 1888 stemde de gemeente
raad in met de bouw van een nieuwe,
overdekte afslag. Die stond er in 1892,
ter hoogte van de Van Kinsbergen-
brug. Toen was het eigenlijk al te laat.
In 1895 ging de visafslag in IJmuiden
van start. Die in Nieuwe Diep mocht
dan gunstiger liggen, maar de vis
sersschepen waren afhankelijk van
de wind. De reders vonden dat de
reis tussen visgronden en afslag te
veel tijd en dus geld kostte en namen
"visjagers" in dienst die de vis op zee
overnamen en zo snel mogelijk naar
de afslag transporteerden. Zo konden
de reizen eindeloos worden gerekt.
Alle reders kozen voor IJmuiden, de
modernste en snelst werkende afslag
van Europa.
IJmuiden trok niet alleen de visse
rij, maar ook de vishandel aan. Die
verhuisde ook. Na 1895 zag de afslag
in Nieuwe Diep de omzet sterk te
ruglopen. Er werd bijna alleen nog
vis aangevoerd door vletterlieden en
kustvissers
1895 was het begin van de vijftig ma
gere jaren van de Helderse visserij en
visafslag. Voor de Pilo brak opnieuw
een tijd van bittere armoede aan.
de Helderse visserij toen al sprake van
kommer en kwel. Elisabeth, ofBethje,
keerde eind 1908 in haar eentje terug
naar Den Helder, waar ze dienstbode
werd. In haar geboortestad moet zij op
enig moment een van de kleinzoons
10