Mijn jeugd vanaf 1929 t/m de oorlogsjaren van Wereldoorlog II (9) De oorlogsjaren in Obdam Daar stonden we dus op het perron van Obdam, een dorp in West Fries land, waar we nooit eerder van had den gehoord, omgeven door nieuws gierige dorpsbewoners. De burge meester had alle mensen uit Den Helder een huis toegewezen of een onderkomen. Mijn ouders hadden de keuze: samen met een andere familie in een boerderij óf in een spoorhuis, 10 minuten lopen langs de spoorlijn richting Spierdijk. Spoorhuis post 6. Inmiddels was het gaan regenen en moesten we in ganzenpas onder aan de spoordijk op een smal paadje lo pen. Ook nog over twee brugjes en daar stonden we voor ons tijdelijke onderkomen, niet wetende dat we daar vijf jaar zouden wonen. Het cijfer 6 stond met grote letters op de voorgevel geschilderd. Het huisraad was de vorige dag al door vader en Coen in een verhuis- Marian Priem-Ewalt (02-01-1929/16-12-2009). Het (inmiddels verdwenen) spoorhuisje in Obdam (foto van schilderijtje van Mw. R.Rol-Groen, beschikbaar gesteld door de Stichting Oud Obdam-Hensbroek). wagen geladen. Die werd naar de veiling gereden, overgeladen in de beroemde platte koolschuiten en zo naar het spoorhuis gevaren. Er was een piepklein steigertje en van daar moest alles weer omhoog gesjouwd worden, want het huis lag op gelijke hoogte met de treinrails. Toen wij binnen kwamen stond er al heel wat meubilair op de juiste plaats. Maar er was geen elektriciteit, geen gas en geen water. Gelukkig hadden we een kolenfornuis, er kon gekookt worden. Mijn ouders waren gek op antiek, dus kwam het goed uit dat we een mooie witte porseleinen olielamp hadden. Hoe ging dat nu met het water? Ach ter het huis stonden twee waterput ten met een akertje erbij. Daar werd het regenwater in opgevangen. Dat vonden we toch wel een beetje sme rig. Gelukkig was het zo, dat er op geregelde dagen een grote locomotief met een watertender erachter voor ons huis stopte. Een grote waterslang werd aan de tender gekoppeld en zo werden de twee putten van vers water voorzien. Dit vonden wij behoorlijk interessant om te zien. Met het akertje werd de huishoudemmer gevuld en in de gootsteen van de keuken gezet. Met de pollepel konden we daar dan water voor thee of koffie, enz. uit scheppen. Het huis leek niet zo groot, maar dat viel toch wel mee. Beneden de keu ken, daarnaast een grote huiskamer en daar weer achter een flinke slaap kamer. Daar sliepen mijn ouders met Jantje. Boven drie slaapkamers, een grote waar wij -drie zusjes- in sliepen, een kamertje voor Coen en een derde kamertje vol met meubilair en de mooie spulletjes. Boven de trap was een raam en van daaruit had je een prachtig uitzicht over de polder met de landerijen. Na een paar dagen was alles op orde. 147

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2010 | | pagina 21