Wrak van de Engelse bark Jane Lowden (tekening op hout van J.C. Greive Jr.
aangeleverd door de schrijver).
Kapitein Casey had nog een paar
doorweekte scheepsbeschuiten in zijn
jaszakken, die onder de resterende
bemanningsleden werden verdeeld.
Daarmee was alle voedsel op. Het
enige wat ze nog konden doen was
vanuit de grote mars uitkijken naar
passerende schepen. Maar de schaarse
keren dat ze een zeil aan de horizon
bespeurden werden zij niet opgemerkt,
of in het ergste geval zelfs genegeerd.
In de nacht van 6 op 7 januari 1866
-de acht zaten toen al twaalf dagen
zonder eten op de mars, konden wel
zo nu en dan wat regenwater opvan
gen en likten verder het natte hout
werk af- stierf de 21-jarige William
Thomas. Zijn lichaam werd in zee
geworpen. De overige zeven hielden
het nog acht dagen vol tot de nacht
van 14 op 15 januari waarin nog vijf
bemanningsleden van honger en uit
putting stierven. Kapitein John Casey
en scheepstimmerman James Beatt
waren nu de enige overlevenden.
Kracht om de lijken over boord te
zetten hadden zij niet meer. Deze
werden domweg van de mars geduwd.
Op 16 januari stierf ook de timmer
man en bleef John Casey alleen over.
Uitgeput als de man was, bleef hij
overdag uitkijken naar passerende
schepen en 's nachts probeerde hij
eventuele schepen te waarschuwen
door regelmatig "Bark hey" te
schreeuwen. Op 22 januari had hij
achtentwintig dagen zonder voedsel
in de mast doorgebracht.
In de vroege morgen van 23 januari
ontwaarde hij tot zijn enorme opluch
ting vlak bij de Jane Lowden een stillig
gend zeilschip. Hij meende aan de vlag
te zien dat het een Frans schip was.
Het was echter geen Frans schip dat
redding zou brengen, maar een Hol
landse bark, de Ida Elisabeth van de
firma Wm. Ruys Zonen, met kapi
tein W. Dooren als gezagvoerder. Aan
boord was ook een scheepsarts H.
Schreuder die het verhaal van de red
ding verder vertelde.
In de nacht van 22 op 23 januari voe
ren wij op 45 graden noorderbreedte
en 16 graden westerlengte -de Jane
Lowden was blijkbaar in achtentwin
tig dagen ruim 20 graden naar het
oosten gedreven- toen ik stuurman
Janses hoorde roepen: "kapitein, kom
eens even buiten". Samen met de ka
pitein kwam ik op het dek. Stuurman
Janses wees ons daar op een wrak dat
op enige afstand van ons schip dreef.
Het wrak scheen verlaten. Daar wij,
maar ook andere schepen, op het
wrak hadden kunnen lopen, gaf ka
pitein Dooren het bevel om tot de
volgende dag bijgedraaid te blijven
liggen om dan te proberen het wrak
tot zinken te brengen.
Bij de ochtendschemering meenden
een paar bemanningsleden van de Ida
Elisabeth geroep te horen, hoewel er
op het oog geen teken van leven op
het wrak was te bespeuren. Kapitein
Dooren wilde zekerheid hebben en
beval met een sloep naar het wrak
te roeien om het te inspecteren. De
zee stond hoog en het kostte nog veel
moeite en tijd om het wrak te berei
ken en aan boord te komen. Daar
werd, naast een paar lichamen op het
dek, in de mars John Casey gevonden.
Casey werd terug naar de Ida Elisa
beth geroeid. De man was zo verzwakt
dat hij met sloep en al aan boord
moest worden gehesen.
Hij was er slecht aan toe. Tenen en
vingers waren grotendeels zwart en al
afgestorven.
Op 31 januari liep de Ida Elisabeth
de haven van Nieuwediep binnen.
John Casey werd overgebracht naar
het Marinehospitaal om daar verder
verpleegd te worden. Het gebruik van
zijn afgestorven ledematen zou hij
echter niet meer terug krijgen.
John Casey is lof 2 maanden in Den
Helder verpleegd. Zijn zwager John
Bruse was inmiddels uit Engeland
overgekomen om hem gezelschap te
houden. Zijn verhaal ging al gauw
rond in Nederland en had tot gevolg
dat de voorganger van de Engelse
gemeente in Amsterdam W. Jamieson
samen met de Amsterdamse koop
man E. Boissevain een inzamelingsac
tie voor Casey organiseerde. Er werd
in totaal 2424,39 gulden ingezameld.
Vanuit Engeland kwam daar nog
90,00 pond bij.
Het wrak van de Jane Lowden is een
paar dagen na de Ida Elisabeth op 27
januari nog eens gevonden door het
schip de Gresham. De bemanning
heeft het wrak ook nog geïnspecteerd
136