inktpot omgegooid. Juffrouw Smith
werd zo kwaad, dat ze een spons nam,
er mee door de inkt veegde en de
spons in het gezicht van het meisje
duwde. Ook verstond ze de kunst,
iemand met een lineaaltje te bewer
ken, dat ze als haar speciale wapen
hanteerde. Maar ze kon ook mooi ver
tellen. Het verhaal van David en Go
liath kan ik me nog goed herinneren.
Op haar oude dag is 'Trijntje Smith'
nog getrouwd. Inmiddels is ook zij al
overleden.Juffrouw Smith kwam
ook wel bij ons aan huis en ook ben ik
met vader en moeder wel bij haar op
visite geweest. De la Reystraat 9, waar
zij met haar oude moeder woonde.
In de Visstraat hadden we ook nogal
het zicht op Duitse soldaten, die een
garage en een loods voor houtopslag
gevorderd hadden voor het onder
brengen van hun paarden en wagens.
Het dak van die loods werd gestut
door houten palen, die de moffen
blijkbaar in de weg vonden staan. Ze
zaagden ze af, wat tot gevolg had dat
op zekere dag de hele loods in elkaar
stortte. Op die plek is nooit meer iets
gebouwd, slechts een transformator
huisje dat er nog steeds staat.
De moffen bij ons in de buurt pro
beerden zich uiteraard zo veel mo
gelijk te vermaken. Op een keer was
ik met moeder aan het wandelen.
We liepen aan het eind van de Bas
singracht (het zog. Onrust), waar
een aantal soldaten poedelnaakt aan
het zwemmen was. Hun kleren lagen
op de kant. Opeens ging een van
hen er met de kleren van de anderen
vandoor, tot grote schik van moeder.
"Kom Joop, doorlopen", kreeg ik in
eens te horen, "dat is niets voor ons".
Vanaf september 1943 moest ik weer
op een andere plek naar school. En
kele klassen waren nu ondergebracht
in het bijgebouw van de Apostolische
kerk aan de Sumatrastraat, recht
tegenover het huis van 'Oom Albert'
We hadden om en om met een an
dere klas 's morgens of 's middags
school. Het was heel wat verder van
huis, maar daardoor leerde je de stad
ook beter kennen. We liepen vaak
langs het spoor de Boerhaavestraat
af en hadden in de bosjes daar onze
'geheime plekjes' Ook werden er op
een gegeven moment gevechten gele
verd tussen groepen schooljongens.
Ik was helemaal geen vechtersbaas
en mocht daarom de tassen van de
andere jongens dragen. Zo hadden
die de handen vrij voor de strijd.
Piet Kraak uit de Vijzelstraat was de
grootste 'vijand'.
In de 3e klas zat ik bij juffrouw Van
der Fliert. 'Mies', zoals ze later bleek
te heten. Ze woonde vlak bij de Apos
tolische kerk in de Ceramstraat op
nr. 28. Ook daar ging ik met vader
en moeder wel op visite en zij kwam
ook wel bij ons thuis. Door andere
kinderen werd ze de 'Spinnekop' ge
noemd. Een kwekeling, juffrouw De
Kok, kwam af en toe voorlezen uit
Bolke de Beer. 'Oom Albert' woonde,
zoals gezegd, aan de overkant van de
Apostolische kerk op Sumatrastraat 7.
Dat bood een prachtige gelegenheid
om mij er op mijn weg naar school
tassen vol groenten en fruit te laten
bezorgen. Vriendjes hielpen soms met
dragen.
Intussen ging de oorlog door. In de
Visstraat keken we naar overvliegende
vliegtuigen, die op weg waren naar
Duitsland. Witte strepen in de lucht,
dat was alles wat we zagen en we zon
gen: "In de heldere maneschijn, bom
barderen zij Berlijn, kort en klein".
Maar het zou toch nog twee jaar
duren, voordat de oorlog voorbij zou
zijn. Met een enkele vermelding over
september 1944 sluit ik dit hoofdstuk
af, want dan begint er weer een nieu
we periode. Dolle Dinsdag. Men was
inderdaad door het dolle heen. Be
richten gingen, dat de invasietroepen
al bijna voor de deur stonden. Het zou
gauw afgelopen zijn met de oorlog.
En de moffen kregen de stuipen. Maar
het was alles loos gerucht en de hon
gerwinter stond nog te wachten. De
slag om Arnhem werd een fiasco. De
spoorwegen werden platgelegd op last
van de regering in Londen en wij zou
den Den Helder moeten verlaten.
Zandvaart 147, Breezand
September 1944 was niet alleen de
maand van de slag om Arnhem en
de door de Nederlandse regering in
Londen uitgeroepen spoorwegsta
king, maar ook die van de evacuatie
van een groot deel van de Helderse
bevolking. Ook wij moesten weg,
De Openbare Lagere School aan de Vismarkt.
118