De Marinierskapel, met tamboers en pijpers op de voorgrond, vóór de Tweede Wereldoorlog op de Kerkgracht. Links (buiten beeld) het raadhuis en rechts de toren van de, door de Duirtse bezetter, gesloopte Westerkerk. liepen huilend door de straat. "Hoe kan dat nou, we hebben nog geen schot gelost!" Zij konden en wilden het maar niet begrijpen. Vooral de jonge jongens hingen snikkend om de hals van onbekende vrouwen. Deze gebeurtenissen zal ik niet gauw meer vergeten. Een paar dagen later toen de Duitsers onze stad binnenkwamen riepen de buurkinderen of we mee wilden gaan naar de stad, want daar waren de Duitsers (eigenlijk werd er alleen maar over moffen gespro ken). Dat wilden we natuurlijk zien. De hele Koningstraat stond vol met auto's, motorfietsen met zijspan. De soldaten struinden alle winkels af naar etenswaar en liepen met hele kazen en tassen vol chocola. Ze bo den ons ook wat aan, maar dat deed je toch niet, iets aannemen van de vijand. Dat nooit! Na een paar dagen ging het als een lopend vuurtje door de buurt dat er een lijk was aangespoeld op de dijk bij de windwijzer. Ja, ook dat wilde je zien. Inderdaad onder aan de dijk lag een lichaam. De politie was er al bij om ons op een afstand te houden. Het bleek een vlieger te zijn. Er kwam een groot zeildoek waar hij in werd gerold en toen viel de vliegerscap van zijn hoofd en meteen zijn hele haar dos, zodat we een kale schedel zagen. Nu daar heb ik wel een paar slapeloze nachten van gehad. Onze nieuwsgie righeid werd bestraft. We gingen weer naar school, dat moest gewoon doorgaan, maar door de houding van onze ouders merkten we dat het toch anders was. Er werd 's nachts veel gevlogen en gebombar deerd, maar nooit in de buurt. Tot er werd besloten dat we wel weer bo ven konden gaan slapen. Dat was de avond van 24 juni. 't Was fijn om weer in je eigen slaapkamertje te slapen, maar toch ook weer een beetje eng. We werden toch weer wakker van vliegtuigen en vader riep dan onder aan de trap dat we niet bang hoefden te zijn, want het waren Duitsers. Later in de nacht werden we weer wakker door gedreun van vliegtuigen. "Ko men jullie toch maar naar beneden, want er klopt iets niet", riep vader. Mijn ouders liepen nog aangekleed en het was ongeveer 2 of 3 uur. Moeder was tassen aan 't inpakken en vader pakte het kistje uit de kast met de be langrijke papieren. Wij lagen dit van uit het grote bed aan te zien. Op straat was het erg rumoerig. Vader deed de deur open en daar liep de straat vol met mensen die huilende kinderen vasthielden. Fietsers, kinderwagens en er hing een dikke rook in de straat die helemaal de gang introk. Mijn ouders besloten toen om niet langer te blijven. Allemaal aankleden, de fietsen uit de boet, de hond Nero niet vergeten en zo sloten wij ons aan, achter de stoet vluchtelingen de straat uit. Als je de mensen zo aanhoorde, stond de hele stad in lichterlaaie. We kwamen langs het Timorpark waar aan de kant allemaal lichtkogels lagen. Mensen in paniek die riepen dat er mensen in de bomen van de Singel 109

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2009 | | pagina 23