jonge RCN. De baan die open was,
werd omschreven als 'Stralingsbe-
schermingsassistent' en het feit dat
ik natuurkunde studeerde werd als
een pré beschouwd. Sterker nog men
stelde dat men het liefst mensen had
die aan een studie bezig waren, want
de baan als zodanig hield in dat er
redelijk wat tijd over was om je aan
een dergelijke studie te wijden. Na
uitgebreide overweging van de voors
en tegens van deze baan besloot ik
toch maar om het niet te doen, want
het feit dat ik ook nachtdiensten zou
moeten draaien zag ik als een groot
struikelblok voor mijn studie die ik
hoe dan ook wilde afmaken.
Een volgende baan waarop in sollici
teerde was die van verzekeringswis-
kundige bij een grote verzekerings
maatschappij in Schiedam.
Een TV-programma dat in die tijd
nogal wat stof had doen opwaaien
heette "85 gulden schoon". Het pro
gramma ging over een gezin van, ge
loof ik, ouders met twee kinderen, die
van een inkomen van 85,— per week
moesten rondkomen. Mijn eigen sala
ris was omstreeks die tijd 105,-- per
week schoon. Achteraf bleek dat het
gezin waarover de uitzending was ge
maakt niet alles even juist had weer
gegeven of dat de programmamakers
wat gesjoemeld hadden. In ieder geval
werd er naderhand nog vrij lang in de
pers over nagezeurd.
Waarom ik dit hier te berde breng zal
u verder in het verhaal nog duidelijk
worden.
Ik werd op een donderdag uitgeno
digd voor een gesprek en toog dus
al vroeg met de trein naar Schiedam
en werd daar ontvangen door het
adjunct-hoofd van de wiskundige
afdeling.
Nadat de gebruikelijke koffie was
gebracht begon de man een zeer en
thousiast verhaal over hoe gezellig het
wel was op de afdeling en ga zo maar
door. Nu was het mij al enigszins bang
te moede geworden, want ik had in het
kantoor waar we aan het praten waren
lange rijen met type-juffrouwen gezien
en dacht onmiddellijk "als ik hier moet
werken word ik gek of ga dood"
Maar mijn gesprekspartner zei dat
dit bij hen echt niet zo was, nee het
kwam er ongeveer op neer dat het
pand, waar de wiskundige afdeling
gehuisvest was, de meest paradijse
lijke omgeving binnen het bedrijf
was, op de directiekamers na. Na deze
lofzang te hebben aangehoord werd ik
toch wel enigszins nieuwsgierig hoe
de salariëring van deze droombaan er
toch wel zou uitzien.
Mijn partner stelde dat hij daarvoor
even naar de salarisadministratie toe
moest, kwam kort daarop terug en
liet zien dat hij niet voor niets ad-
juncthoofd van de wiskundige afde
ling was. Na veel gereken en steeds
kritischer vragen mijnerzijds, bleek
dat mijn salaris inclusief de dertiende
maand die hij met groot enthousias
me over de tafel bracht en aangevuld
met de vakantietoeslag geheel geënt
was op de kaders van de eerder ge
noemde TV-uitzending, namelijk
85,— schoon. Toch wel nieuwsgierig
geworden informeerde ik hoe het in
deze omgeving met de woningen zat.
Ja, dat was een wat pijnlijk onder
werp, want op een woning zoals ik
bedoelde moest ik maar liever niet
rekenen. Maar een kamer zou voor
een bedrag van ca 150,— per maand
toch wel te vinden zijn.
Van mijn kant vroeg ik toen hoe hij
zich voorstelde dat ik van dit salaris
zou moeten leven. Ja, hij zag het pro
bleem ook wel, maar ja, ik had geen
kantoorervaring en dat was natuurlijk
de oorzaak dat het salaris wat laag
begon. Op mijn vraag wat 'kantoor
ervaring' dan wel was, de 'getraind
heid' wellicht van langdurig kunnen
zitten?", kon hij me ook geen tevre
denstellend antwoord geven. Maar,
zei hij, met een uitdrukking op zijn
gezicht als of hij het licht in de verte
had zien gloren: "meneer Bakker het
wat lage salaris behoeft voor u toch
geen probleem te zijn?" "Hoe bedoelt
u?", vroeg ik? "Nou", antwoordde hij:
"ik heb nog een geiser die hoog nodig
moet worden nagezien en als u een
kleine advertentie plaatst zal u blij
ken dat er in deze omgeving nog vele
honderden mensen met dit probleem
kampen".
Verbijsterd over zoveel onbegrip en
verbaasd over deze stompzinnige
oplossing vroeg ik hem: "En hoeveel
denkt u dat ik zou kunnen verdienen
als ik dat met mijn huidige salaris als
uitgangspunt in Den Helder zou gaan
doen?" U begrijpt het al, het werd
niets daar in Schiedam.
Aan het slot van het gesprek werd mij
nog gevraagd of ik nog kosten had
gemaakt. "Ja", zei ik,"Ik heb een trein
kaartje van 24,— moeten kopen en
een dag verzuim van 21,—". Dat was
dus samen 45,— en dat zou ik graag
terugzien.
Nou dat was heel erg ongebruikelijk,
stelde hij. Ik dacht "je kan me wat" en
zei "desondanks wil ik het wel graag
terug hebben". Het eind van het liedje
was dat ik met het gevraagde bedrag
op zak het pand verliet om weer huis
waarts te keren.
De zaterdag daarop inspecteerde ik
mijn loonzakje, dat kreeg je toen nog
elke week, en zag tot mijn verbazing
dat de dag niet was afgehouden. Ik
stapte meteen naar Ome Jan de Jong
om dit even te melden, waarop hij zei:
"Jongen, dan heb je geluk gehad en
nou wegwezen".
Bij de fa. Feij en haar opvolger, ben ik
inclusief mijn militaire diensttijd ca.
11 jaar in dienst geweest. Het laatste
jaar was het bedrijf overgenomen
door Jaap Strooper die ik nog kende
uit de tijd dat we samen voor onze
vakdiploma's in Alkmaar studeerden.
In het algemeen ging het bij de fa.
Feij gemoedelijk toe. In tijden dat er
weinig buitenwerk was in de winter,
werden er veelal zinken buizen in
voorraad gemaakt, op andere tijden
waren we bezig om grote hoeveelhe-