Het kanaal kwam gereed op 4 december 1824 en op 15 december passeerde het eerste
grote schip (oorlogsschip met 44 kanonnen) dat door acht paarden werd voortgetrokken.
bedijking van het Buitenveld aan de
oostzijde. Het kanaal verkreeg tus
sen 't Zand (Kolksluis) en het Nieuwe
Diep (Koopvaardersschutsluizen)
een vrijwel rechtlopend tracé dwars
door de "glibberige santgronden"
waarin niet meer dan enkele flauwe
bochten voorkwamen. De sterkste
'knik' bevond zich bij het Quelder-
duin (De Kooy). Men koos de lijn
over de nollenvelden van Koegras en
Quelderduin, omdat de daar aanwe
zige kweldergronden tamelijk vast en
droog waren, waardoor men bij werk
zaamheden weinig moeilijkheden
ondervond van opkomende vloeden.
Moeilijkheden waren er al genoeg.
Er was, zo kort na de Franse tijd
waarin het land ontstellend verarmde,
weinig geld voorhanden. Te weinig
in feite voor dit kostbare project.
Een gevolg was dat de aan het kanaal
(en de dijk) werkzame arbeiders
nogal eens te weinig betaald kregen,
waardoor er zo nu en dan ongere
geldheden uitbraken. Uit een in het
Helders gemeentearchief aanwezige
brief van 18 juni 1817 blijkt dat er
gevraagd was "onverwijlst eene be
hoorlijke militaire wacht met scherp
gewapend naar de Kwelderbeek te
willen zenden, teneinde verdere feite
lijkheden te voorkomen" Er was die
dag een zestal Vlamingen -Nederland
en België vormden toen één konink
rijk- "benevens nog een aantal andere
arbeiders gewapend en tot eene bende
verenigd" de pachthoeve Kwelderbeek
binnengedrongen en had daar de boel
kort en klein geslagen en de bewoners
bedreigd. Aanleiding was de onvrede
over het 'slaapgeld' van de arbeiders.
Toen de militairen kwamen was de
orde snel hersteld, maar het bleef
onrustig. In een brief van de officier
van justitie te Alkmaar d.d. 8 juli 1817
aan de schout te Den Helder staat
geschreven "dat er wederom bewe
gingen aan het Koegras tussen de ar
beiders plaats gehad heeft en dat zelfs
gepasseerde Zondag een keet van een
Jood zoude geplunderd zijn geweest"
Toen de schout op het werk pools-
hoogte nam, bleek dat men geweigerd
had te werken "uit hoofde men hoger
loon begeerde". Uit de verdere cor
respondentie krijgt men de indruk
dat er "alle reden tot ontevredenheid"
was, dat honderden arbeiders daarom
het werk hadden neergelegd, maar
dat slechts een paar 'raddraaiers' hun
agressie op onterechte wijze hadden
afgereageerd. Ook bij de verbreding
van het Koegraskanaal tot Groot
Noord-Hollandsch Kanaal enkele
jaren later (1824) kwam het tot onge
regeldheden. Ook toen weer was de
oorzaak slechte beloning: "Het mis
noegen is ontstaan op grond dat de
aannemers hun, naar mate van hun
nen arbeid, slecht beloonden." Ook
nu weer moesten militairen uit het
Helders garnizoen de rust herstellen:
"Bij aankomst der troepen heeft alles
opgehouden".4
Domeingronden
Ook na het leggen van de dijk aan
de oostzijde bleef Het Koegras een
eenzaam gebied. Een wel heel treurig
verhaal komt naar voren uit een brief
van de schout van de Zijpe d.d. 26
januari 1833. In deze brief is sprake
van op het Buitenveld aangetroffen
"doodgevrozene Militairen die be
hoorden tot een Detachement Kolo
niale Troepen, hetwelk den voorigen
dag van Den Helder was vertrokken
teneinde te Schagen nachtverblijf te
houden. Teneinde deze lijken niet ten
prooije te laten aan het gevogelte heb
ik order gegeven om deselve.her
waarts over te brengen.De schout
toonde zich bijzonder verontwaardigd
dat de officier deze manschappen "die
waarschijnlijk gedurende den marsch
ongesteld zijn geworden op het Bui-
tenveld daar in de bittere koude heeft
achtergelaten". Hoe eenzaam het
gebied wel was blijkt uit de impressie
van een ooggetuige in 1825:
"Weinig gezigten"
"Weinig gezigten leveren eene zoo
vreemde vertooning op als die zich
van boven de duinen ter plaatse van
den Zanddijk voordoet: daar ziet
men aan zijnen voeten die ontzag
gelijke Noordzee en ten noorden dat
aantal hooge masten der zeeschepen
in de haven van het Nieuwediep,
7
FROF1LS VAN HET GROOT KANAAL
1 inié' j-ohip
frcgütr JicMon-iZ'
rf*' PaccMt&er
C/u Gfttsta Btriutrdinet
if* December iScj