en Callantsoog. Er kwamen ook leer
lingen uit Den Helder. Op de cursus
leerden zij een groot aantal vakken,
waaronder kennis van de grond en
grondbewerking (ploegen - eggen -
akkersleep en molbord), veeteelt (de
stal - melkonderzoek - boterbereiding
- melk of roomkarnen - kaasbereiding
- klein vee - pluimvee) bijenteelt,
plantenteelt, bemestingsleer en kennis
der natuur. Natuurlijk hoopte de
schoolcommissie dat de boerenbe
volking het nut van dergelijk on
derwijs inzag en "dat toenemende
belangstelling in de streek moge
blijken door het zenden hunner
zonen naar deze cursus". Er werd
daarom ook geen schoolgeld ge
vraagd. Wel werd er in Den Helder
vanaf 1913 een meerjarige tuin-
bouwcursus gegeven met vakken
als glascultuur, groente- en fruit
teelt. In 1965 werd de lagere land
en tuinbouwschool die in het dorp
was gevestigd gesloten. Tot dat jaar
had de school jaarlijks gemiddeld
50 leerlingen
Bloembollen
Mede door de aanwezigheid op korte
afstand van Museum Oud Anna Pau-
lowna, waar een zeer omvangrijke
collectie over de bollenteelt in en om
Breezand wordt tentoongesteld, be
vindt zich in het museum maar een
kleine collectie over de bollenteelt,
waaronder enig gereedschap, zoals
een bollen sorteerder en een bollen
leesband.
In de oorspronkelijke Bollenstreek
rondom Haarlem (de Zuid) werd
door de uitbreiding van de bol
lenteelt in de jaren 1920 de grond
onbetaalbaar. Dat was de reden dat
enkele pioniers naar de noordelijke
zandgronden gingen om daar een
bedrijf te beginnen. Het groffiorrelige
zand met een hoog kalkgehalte, het
zeeklimaat en de gunstige stand van
het grondwater, waardoor verdro
gen van het gewas niet voorkwam,
waren eigenschappen die voor de
bollen bevorderlijk waren. Voor de
hoge grondprijs die in de streek rond
Haarlem werd betaald waren hier 10 a
12 bunders te verkrijgen. Zo kocht in
1928 een combinatie van enkele kwe
kers een complex gronden in de pol
der Het Koegras voor de bollenteelt
van vooral tulpen en hyacinten. Maar
het is ook bekend dat er vanaf 1914
op kleine schaal met wisselend succes
bloembollen werden gekweekt tus
sen Julianadorp en Den Helder. Zoals
gebruikelijk maakten de kwekers het
land geschikt voor bollen door spit
ten, ploegen, of frezen. Voor de voe
ding werd stalmest, in combinatie met
kunstmest, ondergespit. Na de grond
bewerking werd het land uitgemeten
in bedden en paden, wat gebeurde
met de roelat, een stok die meestal HA
roe lang was en in voeten en duimen
was verdeeld. In het bloembollenvak
werd niet met de officiële Nederlandse
lengtematen gewerkt, maar met roe
den, voeten en duimen. De eenheid
van de Rijnlandse roe is 3,767 meter.
Deze maten zijn nog lang aangehou
den, omdat de verkoop van de bollen,
vooral van hyacinten, dikwijls per bed
in Rijnlandse roe ging.
Ondanks de welvaart in de bloembol
lenteelt kenden de vooroorlogse kwe
kers ook grote armoede. Het succes
duurde namelijk maar kort, in ieder
geval niet langer dan tot de crisisja
ren. Het gemeentelijke jaarverslag van
1931 meldt, dat de crisis die de wereld
teisterde ook op het platteland voel
baar was: "De bloembollenkwekers
zagen hun producten zeer in waarde
gedaald en hadden zodoende vaak
de grootste moeite om zich staande
te houden. Hierdoor moest dikwijls
noodzakelijk landwerk achterwege
blijven zodat ook de arbeiders in deze
bedrijven de weerslag ondervonden".
Het zou nog verder verslechteren
toen de regering maatregelen had
afgeroepen tot sanering van de bollen
bedrijven. De zo noodzakelijke steun
voor het platteland ging alleen naar
de veehouderij. Want, zo zei men, dat
was de bron van inkomsten voor de
bevolking en daar hadden arbeiders
wel werk. Verschillende grote bol
len bedrijven werden zelfs verplicht
om hun bollenland in grasland om te
leggen. Nog wranger werd het toen
juist in die jaren de resultaten in de
bollenteelt buitengewoon goed waren.
Maar toen balanceerden veel telers al
op de rand van het faillissement. Van
de 162 hectare bloembollengrond in
Tulpenkoppen op het land van Wout Meskers aan de Doggersvaart tegenover NS-
station Zuid. Collectie Ton Slot.
83