De 'derde weg'
Dominee Jan Hartkamp, afcomstig uit
Zutphen, achtereenvolgens gereformeerd
predikant in Oudega S (F), Alphen aan
de Rijn, Den Helder en Hillegom.
Den Helder was klein en mijn wereld
ook. Bij de fortgrachten hield Den
Helder op. Als kind moet ik gedacht
hebben dat je maar op twee manieren
Den Helder kon verlaten: via de weg
waarlangs wij met de verhuiswagen
van de firma Kiesewetter gekomen
waren, langs het Noordhollands Ka
naal, en lopend of op de fiets langs
de Jan Verfailleweg, helemaal naar
De Donkere Duinen. Nog verder weg
lag de Doggersvaart, waarvan ik ver
moedde dat je -als je die maar bleef
volgen- vanzelf op de Doggersbank
kwam.
Daar ergens, voorbij de Brakkeveld-
weg moest nog een weg zijn die Den
Helder uit liep, maar waarheen die
leidde, daarvan had ik geen scherp
beeld en van Julianadorp had ik al
helemaal geen notie.
Dat zou nog danig veranderen. Mijn
vader was predikant en preekte
zondags in de Bethelkerk aan het
Julianapark en in de Rehobothkerk
in de Vogelbuurt. Het waren klas
sieke gereformeerde zondagen. We
gingen naar de kerk, dronken koffie
met vaak veel gasten in de voorkamer,
schaakten met mijn vader, wandelden
naar de dijk en aten. Daarna werd de
eettafel uitgetrokken en verbouwd tot
pingpongtafel, of gingen we naar de
jeugdvereniging,
Maar soms liep dat even anders: we
aten wat vroeger, mijn vader hield
een korte siësta en we moesten dan
wat rustiger zijn, want ons werd
voorgehouden: je vader moet van
middag preken in Julianadorp. Daar
was kennelijk ook een kerk en eens
in de drie weken preekte hij daar en
dat gebeurde 's middags om half drie.
Wij, zijn 'stadse' kinderen, vonden dat
maar een eigenaardig tijdstip. In een
later leven zou ik merken dat half drie
op het platteland een normale tijd
was voor de middagkerkdienst: daar
moest in de namiddag gemolken wor
den. Zowel door de afstand, als door
het tijdstip hadden wij nauwelijks een
beeld van mijn vaders activiteiten in
Julianadorp.
Dat zou voor mij veranderen. Op
een gegeven moment was er iemand
nodig om in Julianadorp orgel te spe
len. Mijn vader vond dat ik dat wel
kon. En dat vond mijn orgelleraar, J.P.
Bommel, die daar normaliter optrad,
ook een goed idee.
Ik was een jaar of twaalf en die paar
psalmen op een harmonium, dat moest
wel lukken. Bovendien kon ik alles,
omdat ik dicht bij het vuur zat, tijdig
instuderen. Zo kwam ik driewekelijks
in Julianadorp terecht. Mijn vader en
ik werden door een gemeentelid, dat in
het bezit was van een auto, opgehaald.
Ik vond het reuze gewichtig.
De van Texel afcomstige barak deed dienst als gereformeerde kerk (Pniël) aan de Landbouwstraat, foto 1951. Collectie Ton Slot.
59
t'; i
-