Watermolentjes in de polder Het Koegras Houtzaagmolen van timmerman Cor Hollander aan de Langevliet, gezien richting Den Helder vanaf de kruising met de Van Foreestweg. Rechts een watermolentje op het land van Hoornsman. was. De weidemolentjes kwamen voor in Noord- en Zuid-Holland. Maar alleen in Noord-Holland zijn enkele exemplaren behouden geble ven, waaronder die op Texel en in Callantsoog in het weiland tegenover natuurgebied het Zwanenwater. Het waren de praktische nadelen en de hoge onderhoudskosten die de houten weidemolentjes deden verdwijnen. Een groot nadeel was bijvoorbeeld de bediening. Zo moest men bij wind uit teveel richtingen het molentje handmatig op de wind zet ten. Oorzaak was de weigering van de windvaan die het molentje door wind- Na de drooglegging van Het Koegras in 1816-1817 bestreek het gebied tus sen de Scheidingsvliet en de Helderse Linie een oppervlak van bijna vier duizend hectaren waaronder enige honderden hectaren nollen (lage duinen). De polderbewoners ontgonnen met veel energie het land tot weide- en hooilanden, zodat in de eerste jaren al wat schrale veeteelt mogelijk was. Er konden pas vanaf de jaren 1900 met resultaat rogge, haver, gerst en aardappelen verbouwd worden door het gebruik van kunstmest, door de toepassing van verbeterde grondbe werking, door moderner werktuigen en door de sterk verbeterde waterbe heersing. Voor de waterbeheersing werd tot in de dertiger jaren van de vorige eeuw gebruik gemaakt van houten weide- molentjes, ook wel 'aanbrengertjes' genoemd. In de polder stond een groot aantal van deze molentjes. Ze Watermolentje van Hoornsman aan de Langevliet (1923). waren eigendom van de landeigenaar, die ook voor het onderhoud zorgde. De molentjes bemaalden in de polder het water van het grote stelsel vaarten en sloten. Ze werden in het algemeen gebruikt voor het onderbemalen van het land. Dit type weidemolentje had bijna geen bediening nodig, omdat de grote windvaan aan de achterzijde van de draaibare kop ervoor zorgde dat hij altijd goed op de wind stond. Mits er voldoende of niet te veel wind kracht zelf op de wind moest draaien. En bij harde wind moest het molentje stilgezet worden om schade te voorko men. Dat betekende dat men altijd de gang naar het molentje moest maken. Verder was het houten onderstel aan verrotting onderhevig. Deze nadelen kende een nieuw type, de zogenaamde Amerikaanse molentjes niet. Zij wer den vanaf de jaren 1930 in Nederland geïntroduceerd en werden bekend als de Bosman windwatermolens, 50

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2009 | | pagina 52