Het asfalteren van de Schoolweg (1954). Regionaal Archief Alkmaar, archief polder
Het Koegras inv. 254.
dat in 1959 het oude vraagstuk van
de problematische watervoorziening
weer uitgebreid aan de orde kwam.
Aan het begin van dat jaar dienden
11 ingelanden een verzoekschrift in
waarin geklaagd werd over droogte.
Een en ander resulteerde in een twee
de verzoekschrift waarin 118 ingelan
den vroegen om een plan met begro
ting voor de stichting van een gemaal.
In april 1960 lag er inderdaad een
globale kostenberekening. De bouw
van een gemaal met een capaciteit van
400 kubieke meter water per minuut
met bijkomende verbeteringen aan
de poldervaarten kwam op circa 1,6
miljoen gulden. De jaarlijkse lasten
aan rente en aflossing en de exploita
tie werden geraamd op bijna 126.000
gulden, oftewel 35 gulden per hectare.
Bovenop dit financiële bezwaar kwa
men nog diverse andere problemen.
Rijkswaterstaat meldde in juni 1960
dat een dergelijk krachtig gemaal een
voor de scheepvaart hinderlijke stro
ming in het Noordhollands Kanaal
zou veroorzaken. Bovendien moest
er rekening mee worden gehouden
dat er bij het inmalen zout bodem
water werd aangetrokken. In juli
1960 kwam de kwestie uitgebreid
aan de orde tijdens een vergadering
van hoofdingelanden. Daar werd
besloten eerst maar eens alle vaarten
en sloten in orde te maken en een
"strenge schouw" te houden. Ten slotte
informeerde het dagelijks bestuur
bij de provincie of het reglement van
bestuur niet zodanig gewijzigd kon
worden dat de polder onderbema
lingen kon stichten ten laste van de
hele polder. Inderdaad wijzigde de
provincie het reglement in 1962 in
genoemde zin.
De Staten brachten bij deze gele
genheid meteen het noordwestelijk
gedeelte van de polder buiten wa-
terschapsverband. Het daar gelegen
Nieuw Den Helder en de aangren
zende Staatsduinen waren waterstaat-
kundig losgekoppeld van de polder en
dat vormde voor Gedeputeerde Staten
(GS) aanleiding om het hele water- en
wegenbeheer van dit gebied bij de
gemeente onder te brengen. Omdat
de polder hier geen financieel nadeel
van mocht ondervinden, dienden de
ingelanden in het ontpolderde gebied
een affioopsom van 500 gulden per
hectare te betalen. Drie jaar later, in
1965, werd het reglement een laatste
keer aangepast. Het ging toen om
de instelling van een heffing over de
gebouwde eigendommen. Voortaan
moesten ook de gewone huiseigena
ren polderbelasting betalen. Aanlei
ding hiervoor waren de sterk oplo
pende uitgaven aan zaken "...die niet
meer in overeenstemming waren met
de belangen van degenen die de hui
dige lasten moeten opbrengen", aldus
dijkgraaf G. Sleutel in de vergadering
van hoofdingelanden van februari
1964. Hij dacht daarbij ondermeer
aan de kosten die voortvloeiden uit de
snel groeiende recreatie in de polder.
Alles bij elkaar maakte de polder rond
1960 een snel proces van verandering
en modernisering door. Een nog
niet genoemd aspect daarvan was
de beslissing om een dienstwoning
met kantoorruimte en kluis te laten
bouwen aan de Parkstraat nr. 1 in
Elektrische trein op spoorbrug richting Den Helder. Collectie Ton Slot.
25